woensdag 27 augustus 2014

Een heuse vakantiedag!

Eigenlijk keek ik al de hele week uit naar vandaag. Geen afspraken en het zou goed weer worden. Een mooie aanleiding om een wat groter rondje te trappen. Met bovengemiddeld enthousiasme mijn bed uit; het gordijn open en inderdaad; het is fietsersweer. Niet teveel wind; niet teveel zon en mooie wolken aan de hemel. Ik poets de lens van mijn camera extra schoon en beloof mezelf om vandaag foto’s te maken vanuit een snelle fiets. Snelheid is geen doel vandaag (“als ik zo rond de 34 trap, ben ik dik tevreden”).

Onderweg naar Joure blijkt dat ik snelheid slechts voor een deel in de hand heb. De bekendheid met de route; de conditie van de fiets en fietser; het wegdek; het humeur; de spieren; het weer: alles doet mee. Zonder dat ik er erg in heb ligt mijn kruissnelheid rond de 38 (ja, mijn humeur is prima; en ik weet dat er fietsers zijn met een sneller humeur); het fietspad glijd heerlijk onder mijn wielen door.

Joure is eigenlijk de oprit tot de tocht die ik maken wil. Dit stukje ken ik door en door. Het zijn de eerste of laatste 12 kilometer van mijn rondje Sneekermeer.  Bij Joure sla ik af. Langs het bos van Ouwsterhaule, Rohel wordt geschampt en hup; langs het grote Tjeukemeer naar Delfstahuizen. Daarna fiets je de stilte in naar Langelille.

De weg kruist het riviertje de Tjonger en vervolgens slinger je er een zes mooie kilometers langs. Ik stop voor wat foto’s en zuig de heerlijke stilte van deze dag naar binnen. De Tjonger is hier op haar breedst en voor mij op haar mooist.



Het is haast niet te bevatten dat de rivier geen monding meer heeft. Een paar kilometer zuidwaarts is de Tjonger opeens “op”. Wordt ze door de Noordoostpolder geblokkeerd. Het water uit de rivier wordt met hulp van het Wetterskip in Harlingen en Stavoren via de Friese Boezem het IJsselmeer in gepompt.

Na Langelille fiets ik langs een weiland met wel heel veel koeien. Als ik er honderd meter aan voorbij ben realiseer ik me wat ik zag. Een aantal ooievaars die heel rustig (haast symbiotisch) tussen de koeien lopen. De zwart witte kleuren van de diersoorten maken het tafereel heel logisch (ben jij mijn mamma?) waardoor wat laat de verbazing toeslaat. Ik besluit te stoppen en om te keren. Zet alvast de telelens op het fototoestel en hoop dat de vogels er nog zitten.






Het schouwspel sla ik zo’n een tijdje gade. In totaal tel ik zeven ooievaars. Ze lopen rustig tussen de koeien alsof ze niet anders gewend zijn. En ook de koeien reageren meer op mijn aanwezigheid (ze zijn nieuwsgierig; komen naar me toe) dan op de ooievaars. Vraag me wel af wat de vogels in het weiland zoeken (baby’s komen toch niet uit koeienpoep?). Al redenerend lijkt het me logisch dat het makkelijk regenwormen vinden is in een weiland waar de grond door heel veel koeien wordt los getrild.

Na 10 minuten rijd ik bevoorrecht verder. Nog een stukje Tjonger en dan langs de oude zeedijk naar Lemmer. Ook hier is de snelheid weer heerlijk hoog. Acht kilometer zonder noemenswaardige obstakels (twee veeroosters) en vooral mooie vergezichten.
Een paar kilometer buiten Lemmer (traag het centrum door en de oude sluizen langs) weet ik dat ik langs de Sondeler Leien moet fietsen. Een klein mooi meertje ontstaan na een dijkdoorbraak in de vroege middeleeuwen. Een dijkje belemmert mij het zicht. Bij de vogelkijkhut zet ik de fiets stil. Ik strek even mijn benen, eet mijn banaan en loop naar de hut. Nauwelijks vogels; wel een fraai uitzicht.




 Voor Oudemirdum moet ik kiezen hoe ik verder fiets. Of de kortste route langs  de drukke weg en het bos naar Rijs of langs het IJsselmeer naar Mirns. “Oh, dan kan ik bij het Mirnserklif wel wat eten”, schiet het door mijn hoofd. “Ja, maar dan is het geen fietstocht meer, Klaas, maar een vakantiedag!” antwoord het laatste restje Calvijn in mij. Het wordt dus Mirns. Niet alleen vanwege het Mirnser Klif, maar ook omdat het uitzicht over het IJsselmeer net na Oudemirdum zo adembenemend mooi is.

Oudemirdum uit is heel even serieus klimmen. Zestig meter, met een stijgingspercentage van 5,2% (toe maar). En dan, dan wordt je getrakteerd op het mooiste uitzicht over het IJsselmeer. Twaalf meter boven de zeespiegel kijk je uit over de landerijen, langs de bosrand en over het grote stille water.
Ik schrik van wat er zich aan de horizon afspeelt. Windmolens, van die grote moderne. Niet één, maar een fiks aantal worden aan de rand van het IJsslemeer geplaatst en verscheuren daarmee het eeuwenoude uitzicht.




Voor het eerst in mijn leven baal ik van de molens. Ik geloof in duurzame energie en zie zeker de noodzaak er van in om al het mooist wat deez’ aard te bieden heeft te behouden. Maar dit… Deze molens… het komt zo megalomaan over.

Ik heb er geen verstand van (geen enkel verstand zelfs). Maar een aantal kilometers lang houden deze tekentafelmolens met grootheidswaanzin mijn gedachten bezig. Nederland is een land dat bestaat dankzij molens. Molens die jaren dienst gedaan hebben en organisch bij het landschap horen. Kan er van die nieuwe windturbines niet een stukkie af? Gewoon wat lager – minder vervuilend – en dan maar met iets minder rendement? En… is een bestaand industrieterrein niet een betere plek voor een windmolenpark? Gewoon tussen de fabrieken, waar je toch niet komt om van het landschap te genieten? En compenseert de daar al bestaande infrastructuur en toegankelijkheid niet een deel van het verlies aan rendement?
Nogmaals. Ik weet het niet. Denk alleen wel dat het goed zou zijn om eens op een andere manier dan vanuit rendement en technische competentie (competitie?) naar het vraagstuk te kijken.

Het Mirnserklif is prachtig. Het klif danken we aan oprukkend landijs van ver voor de eerste elfstedentocht en het vormde een natuurlijke zeewering tegen de Zuiderzee. Het (eenvoudige) terras ligt aan het eind van een groot bos tegen het strandje en het water aan. Twee en halve meter boven NAP. Het uitzicht is on-Nederlands; de tomatensoep spaakt prima en in het IJsselmeer wordt – met uitzicht op honderden zwanen – gespetterd. Wie zwemmen wil moet ergens anders heen. Het water blijft kilometers lang tot onder de knie.


 Na een drie kwartier de fiets weer in. Richting Koudum en dan Workum via it Heidenskip (of er een relatie is weet ik niet; maar in it Heidenskip fiets ik langs het Helspaed).
In het dorp in die lege polder besluit ik van mijn route af te wijken. Bij een vakantie hoort een pont! Dus niet via Workum, maar via Gaastmeer terug naar Sneek. De pontbaas heeft goed zin en noemt elke vrouw vandaag “lieverd” (zucht). Een oudere heer op een E-bike kijk vol belangstelling naar de Quest en wil van alles weten. “ach”, zeg ik “eigenlijk is het verschil tussen uw fiets en die van mij niet zo groot, we willen alle twee graag heerlijk fietsen zonder dat het al te veel inspanning kost”.  De oude baas glundert en aait de Quest zelfs even.




Na vijf mooie uren onderweg ben ik weer thuis. Iets meer dan drie uur gefietst. Op de teller staat exact 100 kilometer. Wat een fraaie dag!


maandag 25 augustus 2014

Bakker, Uw slager.

Leeuwarden heeft zijn “Bakker, Uw slager”. In Zwolle werkt een kaakchirurg met de naam “Koppendraaier”, in Utrecht doceert dhr. Kabel media en communicatierecht en Lattrop heeft “de Rond, Ovale tandwielen”.

Om het leed een beetje minder leed te laten zijn heb ik toen de achter brug van mijn Quest gelast werd er meteen maar ovale tandwielen in laten zitten. Vooral met klimmen zou dit zoveel beter zijn. Het meest overtuigende argument werd (ook zichtbaar) geleverd door Tom Hospes. Hij vertelde dat hij sinds zijn ovale tandwielen 10 kilo was afgevallen.

(Wauw… dat wil ik ook. Fietsen met het gewicht van een Carbon Quest tegen beduidend minder kosten.)

Als het om de Quest gaat ben ik wel vaker in voor vernieuwing. De Risse schokdemper, de  links klemmende ashouder (in Frankrijk aangevuld met de “onderklemmend lijmtang”) stormstrips, vizieren, F-lite banden en nu dus “Ovale tandwielen”

Van sommige vernieuwing heb ik inmiddels afscheid genomen. Schwalbe Marathons zijn gewoon veel sneller dan F-Lites als je alle “bandenplakwisseltijd” mee mag rekenen. De stormstrip verkleurde lelijk, het laatst aangeschafte grote vizier ontnam me haast elk zicht bij regen en een nieuwe ashouder klemt tegenwoordig links en rechts (de lijmtang heb ik bewaard op een ereplekje trouwens). 





En voor de discussie: ik weet niet of er een relatie is tussen de Risse, veel bagage (gewicht), slechte wegen en een scheur in de achter brug. In elk geval zit op het moment voor de zekerheid de veerpoot er weer in.

Maar ach, een mens wil wel eens wat….  spijt heb ik nergens van. Ik denk dat de ovale tandwielen een heerlijke blijver zijn. Ik fiets er nu zo’n 400 kilometer mee en na een periode van wennen vind ik ze comfortabel. Het is in het begin zoeken naar een goede cadans: de vanzelfsprekendheid van je cadans is weg.

Ovale tandwielen kennen namelijk geen “dood punt”; het punt waarop je aanzet om rondtedraaien. En – tenminste zo verging het mij – dat “aanzetpunt” herinnert je lijf als ritme van je cadans. Aan de hand van dat ritme fietste ik, eventueel ondersteund met een onzinnig liedje in je kop (het al eerder gememoreerde “de Kop van de Kat”).
Bij ovale tandwielen is dat ritme weg. Je trapt niet meer over een dood punt heen, maar je voeten malen met gelijkmatige kracht de trappers rond.

Nu ben ik een leek, maar ik denk dat dat ook de reden is waarom je cadans om hoog gaat; waarom je sneller gaat trappen. Met ronde tandwielen zoek je een maximale spanning op waarmee je over het “dode punt” heen trapt, om direct daarna die spanning los te laten. Je spieren spannen en ontspannen zich. Met ovale tandwielen is die maximale spanning niet plezierig omdat hij niet gevolgd wordt door ontspanning. De spanning in je benen is redelijk constant, waardoor een lichtere, snellere tred aangenamer wordt.

De brug op gaat in elk geval makkelijker en sneller (bergen hebben we niet zo heel veel hier in Friesland), optrekken is zeker geen last meer en mijn spieren zijn minder verzuurd na een flinke tocht.

Overdrijven wil ik nog niet. Ik denk niet dat het verschil zo enorm is dat ik met ovale tandwielen in mijn schoenen opeens de Marathon van Rotterdam kan lopen. Er naar toe fietsen is goed te doen. En ik krijg zeker zin om in de toekomst nog eens een fikse berg aan te vallen.


Het meest belangrijke dat niet verandert met de Rotor’s  is de wereld waardoor je fietst. Die blijft gewoon prachtig.




maandag 4 augustus 2014

Huis

Het was meer dan goed toeven in Vlagtwedde. Er was veel bij te praten; het was als vanouds dichtbij en vertrouwd en de inmiddels volwassen kinderen zag ik ook voor het eerst (foei). Zaterdagavond tot laat onder de boom en zondagochtend hetzelfde ritueel (eigenlijk moet ik fietsen, nu… ach… één bakje koffie kan toch nog wel?).
Uiteindelijk is het goed half twaalf als ik de straat opdraai, nog een keer zwaai en koers zet naar huis.

Met een vrij draaiend achterwiel droom ik van enige snelheid op de laatste 134 kilometer. De reis is niet meer de bestemming; Sneek is nu de bestemming. Of dat jammer is weet ik niet (thuis ben ik ook graag) maar het fietst wel anders. De focus is op het einddoel gericht en daardoor minder breed op alles wat zich onderweg afspeelt.

Behalve als je de route iets te geautomatiseerd gepland hebt….

In Base-Camp (Garmin’s  Mac variant van Mapsource) had ik met de Open Fiets Map als kaart mijn routes in elkaar gezet (prima kaart trouwens). Met behulp van Google Earth controleer ik de routes en pas ze waar nodig aan. Ik kijk of er geen al te idiote onverharde paden tussen zitten, of de bruggetjes wel breed genoeg (lijken te) zijn e.d.
Voor Duitsland vond ik dat een vereiste. In Nederland blijkbaar niet, in mijn hoofd zijn in Nederland geen onverharde of ooit verharde paden…..

Nu mist Open Fiets Map de optie heeft “vermijd fietspaden” en dat kun je ze niet kwalijk nemen. Maar ik heb het geweten. De eerste 15 kilometer tot Stadskanaal is “bruggetje op… bruggetje af”, “schelpenpaadje op… schelpenpaadje af….”




Daar gaat alle kans op een met ‘enige trots’ te vermelden gemiddelde. Ik ben aangenaam verrast door de hoeveelheid natuurschoon die Zuid Oost Groningen te bieden heeft en ben in elk geval redelijk behendig in het ontwijken van brandnetels die je over de body van de Quest aanvallen. Na ruim drie kwartier schamp ik Stadskanaal en kom ik er achter waarom langwerpige enveloppen handig zijn.



Gieten kan ik niet in. Dorpsfeest. Het hele centrum is afgezet en het is stapvoets manoeuvreren tussen al het verkeer dat opzoek is naar een parkeerplekje. Het plan is om hier wat te drinken, maar in zoveel drukte – en daarmee zoveel bekijks - heb ik geen zin. Ineens schiet het me in gedachten dat hier in de buurt oude vrienden wonen; ook van school. Ik heb geen adres, maar wel een telefoonnummer. Ik bel: wow... Gasteren ligt op mijn route. Ze zijn vannacht terug van vakantie gekomen (Kilimanjaro; en ik vond Bielefeld al ver weg en hoog zat) en eigenlijk is dat nog te kort voor de daadwerkelijke verhalen. Maar ook hier is de sfeer dichtbij, vertrouwd en gezellig. Een uur later nemen we afscheid. Binnenkort toch maar eens wat afspreken en echt bijpraten.  



Om vier uur en zeventig kilometer: Friesland. (oh ja... voor ik het vergeet. In Zijen kwam ik een andere Quest rijder tegen; was het Marcel Prins met zijn onherkenbare nieuwe helm? of vergis ik me) Bij Haulerwijk rollend de provincie binnen. Via de Haulerwijkstervaart naar Waskemeer.  Het kanaal (uit 1713) was ooit een onderdeel van de Drachtster Compagnonsvaart voor de vervening van turf. Achthonderd (!) arbeiders werden in 1642 tewerkgesteld om de Drachtstervaart te graven. Het leverde de compagnons “schut- en bruggewippersgelden” op terwijl zij ook (in tegenstelling tot de arbeiders) de visrechten bezaten. Geen wonder dat ik hier regelmatig over een “Domela Nieuwenhuisstraat” fiets.

Of het ook met de linkse opstandelingen uit het veen te maken heeft weet ik niet, maar ik rijd over de Petersburg en over de Moskouwei (helemaal naar Klein Groningen). Bij het Wijnjeterperschar stop ik even. Een moerasgebied met een aantal wandelroutes. Een route heeft de naam “de Poezieroute”; ik loop hem niet, maar kan me wat bij de naam voorstellen.




Voor Beetsterzwaag is het rammelen. De Poostweg door het bos heeft nostalgische klinkers. Soms gedraagt de weg zich als heuse kasseien: een achterwiel dat stuiterend wegglijdt. De brug over de A7 voelt als “zo, nu zijn we er”; nog  maar 33 kilometer”. Het laatste stuk rijd ik - gedrogeerd door 2 druivensuikers – net over de 30 km per uur.  Weer inclusief vizier; de wind is tegen en dan maak je zonder twijfel meer snelheid (en meer zweet) met vizier dan zonder.


In Akkrum nog even voor kop koffie bij mijn zus langs. Bij het flinstonen is het opeens “pang”; ketting doormidden. Waarom? zou het niet weten. Gelukkig is daar ook een neef die me naar huis brengt. Ik heb een pracht familie!





(de tocht die zoveel anders liep.. een dikke 700 km)

zaterdag 2 augustus 2014

Draai het wieltje....

Deze week was er geregeld mail verkeer tussen Peter en mij. De achteras achterbrug was voor 80% (!) doormidden, daardoor was het wiel een stuk meer naar rechts in de wielkast komen te staan. Kon goed gelast worden; werd sterker dan het origineel! Ik was zowaar blij dat de reden echt goed bekend was. Peter wilde weten of ik nog wilde fietsen. (“nou, als het kan het weekend nog”) en potverdrie; donderdag avond een mail dat de fiets opgehaald kon worden. Ik heb nog even gekeken of je met openbaar vervoer in Lattrop kunt komen op zaterdag. Maar het scherm van 9292 bleef akelig leeg: Lenie was zo lief…. (dank)..

Vanmorgen om 10 uur in Lattrop. Bakkie koffie, wat uitleg over ovale tandwielen (je zult wel spierpijn hebben morgen), een nieuwe Schwalbe Marathon erom (die oude, joh, die kan nog best) en tegen 12 uur de fiets in. Beetje lastig kiezen. Er was onweer voorspeld. Langs de Ems omhoog was het plan. Wel wetende dat dat traag fietsen is; gravel, onverharde, of (even erg) ooit verharde wegen. Maar het is altijd zo mooi he, fietsen waar geen auto’s mogen komen.
Dan maar extra vlot via Nordhorn naar Lingen. Dertig kilometer vanuit Lattrop, hoofdzakelijk langs een wat grotere weg, maar als ik eerst wat snel fiets, kan ik daarna wat meer lui langs de Ems glijden. En oh… wat wilde mijn fiets graag. Zonder er erg in te hebben reed ik lange stukken 35 per uur met bagage en al. “Dit is Questen”, schiet het door me heen. “Fietsen zoals meneer Quest het bedoeld heeft!”. Ik ben ontwend hoe mooi de fiets kan uitlopen als je stopt met trappen. Hij rolt weer door! Van de ovale tandwielen heb ik geen last. Het valt me op hoe eenvoudig de Quest optrekt en bij de bruggen (veel hoger heb ik vandaag niet gehad). Merk dat je mooie ronde slagen kunt blijven maken; je hebt geen dood punt meer waarvoor je extra kracht moet zetten (“dag Kop van de Kat” , vrees ik)

Ondanks de drukte van de weg geniet ik van het fietsen. Ik ga spontaan harder dan ik wil en alles kost me zoveel minder moeite dan de afgelopen dagen. In Lingen; de E(e)ms. Wellicht romantiseer ik het beeld, maar sinds het jaagpad langs de Dender in België ben ik verslingerd aan stille wegen langs rivieren. Het liefst het jaagpad. Ik heb geluk. Direct bij Lingen vind ik hem. Een beetje gravel met wat gele klei, maar omdat het droog is fietst het prima.





Wel roep ik vaak (om) “Verzeihung! Ich bin ja ziemlich breit” als ik weer een aantal fietsers voor bij wil.
De Ems wordt geregeld afgewisseld met stukken oud bos, of velden in een fraai coulissen landschap. Af en toe stop ik even om de wereld tot me te nemen (en neem de gelegenheid te baat om flink te drinken). Het is fraai hier.





De hele Ems Radweg is een kleine vierhonderd kilometer. Ik ben vandaag op nauwelijks een vierde ervan haar gast. “Die andere kilometers, die komen nog wel”.
Duitsland is leuk om te fietsen. Je hoeft je – in vergelijking tot Frankrijk – geen zorgen te maken over slaapplekken, over eten of drinken. In bijna elk dorpje vind je wel wat. Ook heeft men landbouwverkeer gescheiden gehouden van auto verkeer. Op vele binnenwegen mogen geen auto’s of motoren komen. Fietsen mag wel. Dwars door alle fraaie stilte. 
De Ems glijdt mooi door het landschap. Soms met de sokken er aardig in. Ik volg haar met plezier. De zon gooit af en toe wat schilfers zilver op het water. Voorwaar wat is dit een mooie dag.




Bij het Borkener Paradis maakt een zijtak van de rivier een watervalletje. Je mag er stapvoets met de fiets overheen. De kilometers erna laat de natuur zien waarom ze die wonderschone naam verdient heeft. Het water, het licht, de bomen: het zou zo maar kunnen dat het ooit zo bedoelt was.





(in Duitsland trouwens, verlaat je het paradijs via een gammele brug…. Een voor een, anders moet je er altijd blijven)




Tegen half vijf kom ik in het Duitse Haren aan. Wat pret bij de oude sluis en wat drinken in het centrum. Ik kijk op buienradar en zie dat het eerste onweer Coevorden al bereikt heeft. Nu wordt het lastig. Ik mag nog 25 trage kilometers langs de Ems en dan nog 20 naar Vlagtwedde (het eindpunt voor vandaag bij vrienden). Of ik verlaat de Ems en ben met 34 kilometers “thuis”. Het besluit is “nog een alcoholvrij biertje, bitte” en de 34 kilometer.

Navigon op de iPhone leidt me naar Vlagtwedde. Het gaat prima en vlot genoeg. Bij de Sellinger bossen en het Ruiten AA kanaal (een initiatief van de Vereniging ter bevordering van de kanalisatie van Westerwolde opgericht door Boelo Luijtjens) fiets in Nederland weer in.



Daarna nog wat historische namen die onder mijn wielen wegglijden en vlak langs (de hel van) Jipsingeboertange waar mijn opa in de dertiger jaren de werkverschaffing moest dienen. Ik geloof dat hij de dominee van iedereen de slavernij daar nog het meeste kwalijk nam.

Om iets na zessen rijd ik Vlagtwedde binnen. Het spat nog niet eens.