vrijdag 31 mei 2019

Lublian


Van café Jara naar café Estrella de Lubian is het zo’n 25 meter. Meer bars of restaurants zijn er niet in dit half verlaten dorp. We hebben zo juist -op mijn verzoek- de 25 meter afgelegd. Het zat niet verkeerd bij café Jara en we hebben er ook een kamer. Het “menu del dia” was zoals je kon verwachten. Eenvoudig en eerlijk. We zitten buiten op het terras. Klinkt heerlijk. Alleen waar ik kort geleden schreef dat Spaans op het terras klinkt als mussen, hier klinkt het als blaffende honden. Aan de tafel direct naast ons vier jongeheren. Sigaret en bier. Het zal een vrimibo zijn geweest. Na elk biertje verdubbelt het aantal decibels en geloof me, op tafel staan er meer dan vier. Het menu del dia lukt me nog, maar een pension zoeken voor overmorgen, dat is teveel gevraagd naast deze mix van testosteron en alcohol .
Ik weet het, het ligt aan mij. Vind ik niet erg. Het was vandaag gewoon heet en het was dan wel geen steile wand fietsen, maar als korte bergetappe of als klimtijdrit past de tocht zo in de Vuelta.

We hadden gister al besloten dat we een dag extra fietsen. Eigenlijk gaan we erg snel. Als we in dit ritme doorfietsen zijn we maandag in Santiago, terwijl we zaterdag pas terug vliegen. We veranderen twee dagafstanden in 3 dagen fietsen. Geen 85 km per dag, maar zo’n 65. Nog verstandig ook met deze hitte.

Vanmorgen werden we in Figuerela de Arriba vriendelijk uitgezwaaid door de dochter van de eigenaar. Zeven jaar geleden is ze teruggekomen uit Salamanca om haar vader hier te helpen. Of ze spijt had… nee hoor. Of ze de stad ook mistte… nee hoor. En het feit dat je hier van iedereen alles weet en dat iedereen alles van jou weet. Benauwd dat niet? … “Yes, we know a lot from everybody” zei ze met een glimlach. Ik weet het niet zeker, maar volgens mij was dit ontwijkgedrag voor gevorderden.


De eerste tien kilometers gaan geweldig. We worden door een enorm grote erehaag van bloeiende brem uitgeleide gedaan. Ze zwaaien ons – net als de mensen hier - naar beneden. Van 900 meter dalen we naar 640 meter. Oef, dit is goed voor de Hollandse bergbenen. Toch is het gevoel dubbel. Ik ken de route en weet dat we vandaag tot 1340 meter zullen stijgen. Elke meter naar beneden moet ook weer omhoog. Na een stukje vals plat – we zijn net De Portugese grens gepasseerd met selfie voor thuis – begint het gedonder. Twee kilometer klimmen met korte stukjes van 7 á 8 procent


Ik snap niets van de firma Bosch. Beneden – aan het eind van onze glorievolle afdaling – kan ik volgens de fietscomputer 324 km fietsen met de nog haast volle accu. Ik fiets in Eco, in Tour, en wellicht 200 meter in Sport de eerste beklimming op. Aan het eind restten mij nog 54 km.
Bosch rekent raar; de fietscomputer kijkt naar de laatste kilometer en berekent op basis daarvan de resterende afstand. Daar koop ik dus helemaal niets voor. Ik ben niet van plan om 54 km lang enkel 4% te stijgen en vraag me zelfs af of er zo’n lange helling bestaat (de Mont Ventoux is 21km en stijgt gemiddeld 7,5%).

Ik had liever gezien dat Bosch mij gewoon laat zien hoe vol – of hoe leeg - de accu nog is. Ik weet wat ik nog fietsen moet, dus dan kan ik zelf een inschatting maken of ik het red of niet. Deze rekenmethode houdt me te voorzichtig.

Het stukje Portugal bedraagt een kleine 10 kilometer. De brem is hetzelfde, de vogels fluiten niet anders dan anders en de grens met Spanje loopt dwars door het dorp Rio de Onor. Mooi lommerrijk aan de rivier gelegen. Ik vraag me af of hier eigenlijk wel een grens bestaat. We zetten een bakje Nescafé en kijken naar de vrouwen die traag het land met zeis en sikkel bewerken en horen het ruisen van de waterval.


We mogen meteen weer negen kilometers op de pedalen en overbruggen een 400 hoogtemeters. Het is warm. Een paar dagen geleden schreef Jacqueline “jullie zijn kanjers!” Ik reageerde met een valt mee hoor. Vandaag denk ik, terwijl we samen deze berg aanvallen..”Jacqueline, je had een vooruitziende blik”.

In Puebla de Sanabria nemen we een langere pauze. Het bergdorp is gezellig druk. De markt is net over en tevreden kopers wachtend al keuvelend op de bus die hun naar het dorp terugbrengt. Het ritme is loom en we stappen op “omdat het moet”.


Tien kilometer vals plat brengt ons redelijk vriendelijk omhoog naar de laatste klim. Daarna de grootste accubijter. 1340m hoog. Dat is hoger dan de hoogste col die ik in de Pyreneeën over mocht. Toen was ik een beetje trots. Nu weten we niet eens hoe deze col of het gebergte heet.


Het gaat rap naar Lublian. De weg is te slecht voor risico’s. Onze remmen doen het prima. We wandelen nog een stuk door het fraaie half verlaten dorp midden in de bergen.

De rust 25 meter verderop is nog niet weer gekeerd. Ik denk dat ons raam dichtblijft vannacht.

donderdag 30 mei 2019

Figuerela de Arriba

(We hebben wat nieuws bedacht. De route, de ‘via de la Plata’, is gemarkeerd met gele pijlen. Ze staan her en der geschilderd. Het schijnt zelf dat dorpjes niet aan de route de markeringen overschilderen en verplaatsen, geef ze ongelijk; de hedendaagse pelgrim heeft geld te besteden. Als je zo’n gele pijl mist, kun je aardig in Sjak en As zitten. Dus, om geen gele pijlen meer te missen hebben we elkaar één cadeau gedaan en achter op de fiets geplakt. Meestal rijden we hier achterelkaar, dus dat komt goed uit. De pijl volgen én de ooievaars, voor je het weet ben je in Santiago.)


Het is vandaag Hemelvaartsdag. Een feest dat ze hier vreemd genoeg niet vieren. Als Maria gaat ‘hemelen’ is het in Spanje groot feest. Met Hemelvaart gebeurt er niets. Wij vieren Hemelvaartsdag natuurlijk wel. Dauwtrappen. Zeven uur er uit (daarvoor is het helemaal donker) half acht ontbijt en kwart over acht op de fiets. Ook nu weer zouden de eerste 30 kilometers saai zijn volgens Paul Benjaminse, maar volgens ons viel het best erg mee. Zolang er klaprozen bloeien, er af en toe een wouw of blauwe kiekendief overvliegt, zolang de krekels ons op onze route begeleiden, zolang de Ooievaars op de torens broeden, is de route nimmer saai.


Je krijgt trouwens ook niet de kans om de route saai te vinden. Het eerste stuk van de route lijkt vrij vlak, maar er zitten steeds korte stukken stijgen in. Ik schat een procent of 8 en meestal duurt de “marteling” een kilometer. Daarna naar beneden. Een nieuw record. Ik heb voor ik het weet 73km/u op de teller staan. Een lege weg, geen bochten, aardig bagage en aardig buik (zucht) helpen me aan dit record. Ik vind het hard genoeg. Lenie ook (68km/u). De fietsen houden zich meer dan voorbeeldig. Geen enkele trilling in het frame en het blijft uiterst stabiel. Toch maken we de afspraak dat we niet meer boven de 55km uit zullen komen. Hard zat, en we komen er ook niet eerder mee in Santiago aan.

Na dertig kilometer verandert de wereld weer. Nu bloeit de brem overmatig en ze wordt omlijst met paarse thijm en lavendel. Soms zijn de bermen wit van kamille, dan weer rood van de klaproos. Het dauwtrappen wordt zweettrappen. Aan het begin van de middag klimt de temperatuur tot een graad of 33. De zon staat hoog en er is weinig schaduw. Bij een brug over een stroompje (vlak voor Gallegos del Rio, schrijf op die naam als je ooit hier wilt fietsen) gaan we op zoek naar wat schaduw. Ik loop langs de brug naar beneden om te zien of er onder de brug een plek is. Er is meer dan gehoopt. Er staat -van gemeentewege?- een keurig bankje! In de schaduw, op een koele plek. Dit is zo’n moment dat te mooi is om het toeval te noemen.


We eten een meegenomen broodje en een tortilla aardappel omelet. Alles smaakt hier best. We blijven een drie kwartier in deze schaduw zitten. Af en toe een groet naar de landarbeiders die hier in de buurt bezig zijn. Ik kijk naar de zwaluwen en de vlinders. Hoor de kikkers, maar vind ze niet.

Wat een plek. Vandaag is weer zo’n dag waarop het geluk je zo maar overvalt.

We fietsen kalm. De venijnige klimmetjes raken langzaam aan op. Waar het mooi is stoppen we. Vaak is dat aan de “Rio Aliste”. Het riviertje dat menig dorp in haar naam heeft gezet. We drinken nog een pilsje (sin alcohol) in een kroeg waar een dronken man hallucinerend hele verhalen verteld. Tegen wie en wat hij zegt, weten we niet. Niemand van het dorp kijkt op of om.

We drinken nog een alcohol vrij pilsje in las Torres de Aliste. Het terras bestaat uit boomstammetjes. Past prima in de ruige omgeving hier. De huizen zijn van keien en platte stenen. De deuren zijn 1,50 meter hoog. Binnen is er (net als elk ander uur van de dag) bejaardensoos en de kroeg is tevens winkel. Lenie maakt nog een praatje met een jongen van een jaar of achttien. Toen hij 11 was is hij -vanuit Duitsland- naar dit afgelegen oord vertrokken. Wat een ommezwaai. Op een ‘verdwaalde’ fietser na, heeft niemand hier iets te zoeken. De dorpen hebben zelfs geen last van vrachtverkeer. Daarvoor schijnen de straten te smal te zijn. We maken wat grappen. Verder komen we niet; ik ben benieuwd naar het leven hier. Je bent aan elkaar verbonden, tegen wil en dank.


Iets na vieren bereiken we -na 86 kilometers- Figuerela de Arriba. De mobiele groenteboer laat “Viva Espangna” door de straten schallen. Ik kan er niets aan doen. Ik zing vanzelf mee.

woensdag 29 mei 2019

Zamora


De routegids waarschuwt: het wordt een saaie tocht over de N-630. Ik kan het me bijna niet voorstellen. Alleen de buitenwijken van de stad – en haar rommelige industrie – vond ik saai. Verder was bijna elke kilometer een belevenis. Dit keer moet ik de schrijver gelijk geven.
De stad uit is prachtig (wie kan er zeggen ‘ik fiets het Plaza Major in Salamanca over!’). Daarna wordt het saai. Aan ‘mijn vriend’ de N-630 ligt het niet hoor. Maar wel aan de streek er omheen. De nieuwe snelweg is altijd in de buurt. Of aan de linkerkant en daarna aan de rechterkant. Van het geluid hebben we niet veel last. De andere zijde van de weg is met hoofdzakelijk graan bekleed. Het golft mooi in de wind, maar het is eentonig.. De huizen en dorpjes ogen rommelig. De wind blaast een krant door de lucht. De enige spanning zit er in dat we soms wat klimmen, en daarna fors mogen dalen.


Al die saaiheid vind mijn camera wel een uitdaging. Ik vind dat hij goed zijn best heeft gedaan.


Vanaf El Cubo de Terra del Vino (de barman zet er prima koffie) wordt de Spaanse wereld weer mooier.
Het landschap wordt minder rommelig, glooit wat lieflijker en we cruisen heerlijk op ons gemak langzaam naar beneden. Soms worden we opeens verrast door velden met klaprozen. We stoppen voor het uitzicht en een foto. Naast ons remt een audi 80. Het raampje gaat langzaam open, een gouden tand wordt zichtbaar. Ik schtik. De man vraagt of alles goed is of dat we hulp nodig hebben. ‘Nee’, antwoord ik beschaamd ‘we vinden hier alles zo mooi, hè’. Het raampje gaat dicht, we worden een goede dag toegewenst en we gaan elk ons weegs…


De dorpjes zijn arm en ondanks alle ooievaars raakt het hier leeg. We eten een meegebracht broodje in een parkje van Entrala. De zijdeur van de kerk is dichtgemetseld. Tussen de stenen hebben de mussen hun nesten en in het park staat een lege fontein wel heel veel geen water te geven. Opeens maken minstens 100 duiven ‘rondjes rond de kerk’. Een zwarte wouw vliegt over en brengt alles in rep en roer. Daarna is het weer even stil als, zeg, de laatste vijf of zes jaar.


Zamora is mooi. We verblijven in een kleine kamer van een 15e eeuws huis. Mooie patio en ernstige schilderijen aan de muur.

.

We lopen door de oude Romaanse stad met ingetogen kerken (wel heul veul kerken) uit de 11e eeuw. Het centrum is autoluw (de straatjes zijn gewoon te smal), er zijn nauwelijks toeristen en het leven sjokt traag de minuten om. Lekker gegeten op het bescheiden grote plein en nu op ons eigen dakterras met uitzicht op de oude romaanse brug.


Morgen richting het Noordelijkste puntje van Portugal. Als het lukt, vertrekken we een beetje bij tijds. Morgenmiddag kan het zo maar 33 graden worden.




dinsdag 28 mei 2019

Salamanca


“We hadden toch ontbijt besteld he…”. “Ja, maar ik zie niemand…”.
Zomaar een spannende conversatie in de auberge van San Pedro de Rozados. Het is goed acht uur, koud buiten (een graad of acht, zegt de app) en de eetzaal is op ons na leeg. Ik lees de leuke en lieve reacties op onze verhalen (dank daarvoor, ik lees ze graag) en wil wel eens weten hoe die San Pedro de Rozados er nu eigenlijk uit ziet. Een groot heilige verdient op zijn minst een groot dorp. Maar in deze gemeente wonen enkel 307 mensen.

Hoe ik ook Google, San Pedro de Rozados schijnt alleen als gemeente en dorp te bestaan. Nergens kom ik meer over de man te weten. Is het Sint Pieter en is rozados dan zijn bijnaam? Rozar betekent zo iets als wrijven. Schiet ook niet op (zolang we de hedendaagse schandalen overslaan).

De eigenaresse nog in ochtendjas schiet ons voorbij en vraagt slaapschor of we koffie en sinaasappelsap willen. Het woord Sinaasappelsap is een toverwoord. Die zumo de naranja hier, die is zo lekker dat je van de gedachte alleen al gaat glimlachen. Te laat? Niet erg hoor.. oh.. in je ochtendjas, prima.. gewoon doen… als er maar zumo is…

We kunnen om 12:00 uur in Salamanca zijn. We slapen vannacht in een heus appartement op zo’n 200 meter van de Nieuwe Kathedraal. Er is een garage voor de fietsen en €60,- is niet veel voor Hollandse begrippen.

Omdat we mooi op tijd zijn, kiezen we voor het oorspronkelijke pad van de Zilverroute. Het asfalt slaan we over. De vierentwintig kilometers zijn mooi; bijna een samenvatting van de hele reis: Een stuk Dehesa (boomweide), land met graan en klaprozen, lege vergezichten (tot aan Salamanca aan toe), een weg met enkel lossen stenen en als je een hek open mag doen, dan weet je “ah… loslopende koeien, ik hoop dat hun hoorns de vredige kant opwijzen”.


Vier kilometer voor de stad worden we opgepikt door een groen fietspad. We glijden onder wegen en rotondes door. Rollen over de oude Romeinse brug de stad binnen. Ik zeg tegen Lenie “wat maken we weer veel moois mee he, zijn we zomaar in Salamanca”. Het fietspad levert ons om precies 12:00 uur bij het appartement af. De eigenaar staat al buiten “you are Klaas?”.


Hij legt uit hoe alles werkt en vertelt dat het appartement om half twee schoon is. Als ik mijn Ortlieb tas neerzet, zie ik dat hij aan de zijkant losgescheurd is. De ophanging voor aan de bagagedrager zit niet meer op drie, maar op twee punten vast. Ik vraag of hij een hakkenbar of zo iets weet. Halverwege zijn uitleg stopt hij “Geef maar mee, ik rijd er wel langs. Als de tas niet gemaakt kan worden laat ik je het weten voordat de winkels weer open gaan”.

Potverdorie, het “todos ustedes son tan agradables” is wederom gewoon waar (wat zijn jullie toch ook allemaal aardig). ’s Avonds krijg ik de tas terug. Gemaakt met een potnagel voor een koyboylaars of zo. Die gaat niet meer kaduuk.

Salamanaca is prachtig. We slenteren door de stad en zien bijna te veel moois. De stad is levendig. Ook door de vele studenten die de oudste universiteit van het land bezoeken. De nieuwe en oude kathedraal bieden bijna teveel. Je hoofd gaat tollen van de negen eeuwen pracht, praal, (foute) rijkdom en devotie. Traditiegetrouw branden we een paar kaarsjes en halen we twee stempels voor ons paspoort.


Op het grote besloten en daardoor toch wel intieme Plaza Mayor is lekker rustig. We zitten er een half uur en genieten van alle kleine dingen die er op zo’n plein gebeuren.
We lopen nog meer “highlights” af, halen in de supermarkt hier op de hoek wat alcohol vrije biertjes en Lenie bestelt ‘thuis’ wat kaarten voor Oerol.


Morgen verder, naar Zamorra. Ik denk dat we wel vragen krijgen over ons korte bezoek hier (oh, heb je dat gezien? Nee? Ben je daar dan niet geweest?). Maar we vinden het een pracht dag vandaag…. En morgen hebben we er vast weer een.






maandag 27 mei 2019

San Pedro de Rozados



Oef…had ik dat wel moeten doen. Een drie gangen “menu del dia”, met een liter wijn of water voor 10 euro. Ik hoef geen wijn, dus ik neem water. Het “probleem” alleen is dat je niet een glas, maar een fles wijn krijgt voor dit reusachtige bedrag. Wijn even duur als water.
We delen de boel. En dus zit ik om negen uur – na een lange klim – buiten op het terras van een schamele Auberge ( binnenplaats), met een halve fles wijn en een grote bier achter de kiezen. Ik weet niet wat de gevolgen zullen zijn voor dit stukje, dus maar even een samenvatting voordat ik onsamenhangend wordt. a) ja het was warm b) ja we hebben fors geklommen c) ja we fietsen in Spanje en d) ja het was weer prachtig!

(Oh, het toetje was ook geweldig! Een cornetto keurig omgedraaid op een bordje).

In de hele grote hoge ontbijtzaal van het -voormalig- klooster mogen we deze ochtend kiezen uit heel veel lekkers. En dat doen we ook. We zijn – met een erg Engels – stel de enige gasten op dit tijdstip. Ik vraag licht plagend of het wel wijs is om niet thuis te zijn op het moment dat de toekomst van Britain op het spel staat. “Ooh…please… dont talk about the Brexit” en vervolgens blijkt dat je een muntje in de machine hebt gegooid. Ze stoppen niet meer. “Wat een onaardige man is die Boris, hoe knap dat de Koningin zo fier overeind blijft, hoe erg zijn de verscheurde families, en May? Die verdient een vette medalje”… We luisteren met aandacht, maar Fawlty Towers van John Cleese schiet ook door mijn hoofd (don’t mention the war, don’t mention the war… en het ging die hele aflevering over een onderwerp… precies ja).

Om half tien fietsen we het mooie stadje uit. We fietsen ‘ons eigen’ mooie Europa verder in. Ik heb er geen verstand van, maar als ik hier zo fiets denk ik steeds vaker “Europa is zo gek nog niet”. Deze arme streek hier kan zich met Europees geld wellicht verder ontwikkelen, waarbij ze kunnen leren van de fouten die wij hier gemaakt hebben en wellicht kunnen wij weer – met Europees geld en kunde - leren van hun natuurlijke evenwicht. Veeteelt lijkt hier ogenschijnlijk op natuurbeheer. We fietsen nu zo’n 650 kilometer door dit land, zonder een polletje raaigras. Met varkens onder eikenbomen en koeien, schapen of geiten in de wei die altijd beschut onder bomen kunnen staan. Met insecten te over (en hij spoog er weer een uit), met vlinders en vogels. Om hier een stukje varkensvlees te eten, daar heb ik minder last van dan in Nederland. Wellicht is het de romanticus die preekt, ik weet het niet. Maar ergens moet er toch een balans te vinden te zijn tussen landbouw zonder armoe en welvaart zonder vraatzucht. En of dat zonder Europa kan? Dat geloof ik niet.


Wat minder mooi is, dat zijn bergen. Best fraai om te zien die dingen, maar redelijk nutteloos als je er overheen moet fietsen. Direct na Hervás begint de klim en iets te overdreven geschreven; we klimmen door tot 10km voor de meet. We beginnen op een meter of 500 en tikken een keer of drie de duizend aan (hoogste punt vandaag op 1100m) om vervolgens weer snel te dalen waarna het spel opnieuw begint. We komen – inclusief dalen – uit op een gemiddelde van 14,5 km. Maar de meeste tijd schommelt de snelheid rond de 10.

(Maar dan zet je de motor toch harder? Nou…dan haal je misschien de Finish niet. We fietsen eigenlijk alleen maar in ‘eco’ en soms ‘tour’… oke, toen ik zeker wist dat ik het ging halen heb ik de laatste 2 kilometer van de laatste klim me uitgeleefd in “sport”)

In een klein dorpje slaan we een alcohol vrij biertje achterover. Wellicht de beste uitvinding sinds Buckler. We drinken er nog een en ik betaal. Daarna kletsen we nog even met een mede-fietser (zonder motor, chapeau). De ober brengt zomaar een paar stukjes stokbrood met omelet. Als we weg gaan, loop ik nog even naar binnen. “Adios” zeg ik en ik wens hem een mooie dag. Ik houd steeds meer van dit land.


De wegen die we achter ons laten zijn prachtig. De eerste afdaling gaat voorzichtig onverhard naar beneden. Je ziet hoe het water na een regenbui de oude -romeinse- weg opeet. Geulen en keien. Met de hand op de rem naar beneden langs bijna 2000 jaar oude “kilometerpaaltjes”.

We fietsen het mooie Extremadura uit en na weer een forse klim golft het landschap door de bossen. Weer stoppen we voor het gezang van de Wielewaal en dit maal zien we er vier! Ze zijn veel te snel voor een foto. Maar eindelijk… we weten het zeker… ze bestaan!


Het landschap verandert snel en om de paar kilometer. De hoogvlaktes staan mooi in bloei. Volop brem en “intratuin” lavendel, de hoek om en het uitzicht is weer wijds en haast oneindig. Weer een hoek om en je vindt jezelf weer in het trage ritme van de klim. Een gier vliegt laag over en even later nog een. In het veld -op zo’n 80 meter- zitten een tiental gieren bij elkaar. Blijkbaar is de maaltijd net op. Een voor een vertrekken ze. Mijn telelens zit in de fietstas. Maar ook zonder; wat een grote imposante beesten.


Tegen zessen komen we aan in San Pedro de Rozados. Een dorpje waar al decennia lang niets te beleven valt. De huizen wit, geen mens op straat, alleen een paar heren op leeftijd bij een bankje in de schaduw. Ook die zitten hier al decennia lang. Ik vraag ze de weg naar de Auberge. Bij het vierde couplet van hun Spaanse antwoord denk ik dat ik het weet.


Morgen maar 24 km naar Salamanca, hebben we lekker lang de tijd voor deze naar het schijnt, pracht stad.