maandag 3 juni 2019

Villa de Cruses

De stad uit was lekker lastig vanmorgen. Het maandag verkeer komt krioelend op gang. De jas kan aan, zonnebrandcrème is voor het eerst niet nodig. Het zal een graad of dertien zijn als we over het trottoir tegen het éénrichtingsverkeer in de weg vinden naar het begin van de route. We zijn blij als we de stad uit zijn. Minder blij als dit zo ongeveer loodrecht omhoog is. “Turbo” red ons….
De eerste ‘pak hem beet’ twintig kilometers zijn niet de mooiste van de tocht. Je rijd het ene dorpje van en met niets uit en het volgende al weer in. Het blijft omhooggaan, dat wel. We klimmen constant naar een kleine 1000 meter hoog. Sommige stukken zijn vals plat. Soms -vaak in een dorp- zit er opeens een stukje van 10, 11% tussen. Heerlijk, die Nederlandse temperatuur van een graad of zeventien.

Behalve het feit dat we geregeld twee Nederlandse heren op de fiets tegenkomen, gebeurt er niet bar veel. Nou ja, dat is eigenlijk ook niet waar. Ik denk dat het in de buurt van Sobreira is: waarschijnlijk is er ooit bij iemand ingebroken. Of er is een poging tot inbraak geweest. In elk geval heeft elk huis in die (lange) straat van anderhalve kilometer een hond. De een nog groter dan de ander, de ander nog grommender dan de een. De grote overeenkomst is; ze rennen met je mee, grommen en blaffen als uh… valse honden (?) en laten allen hun gebit zien. Maar ja. Als er iemand met deze analoge vorm van Whatsapp buurtpreventie begint (de honden geven iets afwijkends meteen aan elkaar door hè), dan moeten de buren ook wel. Anders staat het dievengilde bij hun in de horrèros.

Cea op 25 kilometer is het eerste dorp dat ik mooi vind. Wel pover en half vervallen, maar het dorp heeft wat natuurlijks. De huizen zijn opgebouwd uit de stenen van dezelfde aarde. Daardoor vormt het dorpje een geheel met zijn fraaie omgeving.


Zeven kilometer later komen we aan bij het stokoude klooster van Oseira. Een Trappistenklooster gebouwd tussen 1200 en 1236. Het klooster is joekel groot. Maar helaas al een half uur dicht. Ik wil aanbellen. Lenie niet; “nee joh, die zijn allemaal aan het bidden”. “Nou, dan doen ze de bel er toch af…” Op dat moment rijdt de bakker het terrein op. “Geef me de stempelkaarten, ik ga er heen”. Een stempel in Oseira missen moet volgens mij even erg zijn als hét stempel van Sloten missen (Piet Kleine, 1997). Op mijn vertaal app toets ik al in “we willen graag een stempel van het Klooster. Kunt u ons helpen, aub?”. De dame wil haar klanten niet verliezen, dus het wordt een duidelijk afwerend “No”. Ik loop terug naar Lenie en zie een Spanjaard met oude sleutels in zijn handen. Ik laat hem het fragment horen. Hij kijkt me aan, denk even na, en gebaart “volg me”.



We lopen een stukje om het klooster naar een groot oud gebouw dat los staat van de rest. Hij opent de deur met een grote sleutel. Ik ben er nog nooit geweest, maar ruik direct waar we zijn; “ah, dus dit is een refugio”. Ik zie een grote kale ruimte zonder ramen. Een aantal schotten en daarachter minstens veertig, vijftig alweer opgemaakte stapelbedden. Voorin staat een kast en iets verderop een tafel. De kast gaat open en het meest belangrijke attribuut komt tevoorschijn. Een stempel! Het moment dat de stempels gezet worden galmt door de lege ruimte, een galm die zich direct mijn herinnering in boort.

Vanaf hier wordt de klim “mooi en menes”. Het landschap wordt leger en doet mij veel meer denken aan Bretagne dan aan Spanje. Overal brem, de wereld is groen en in de verte klinken de bellen van de koe. Ik ben blij als ik de 4G zendmast zie. “We zijn bijna boven, Lenie”. Dat zal zo zijn, maar onze klim slingert zich met een grote boog om de zendmast heen naar een nog net iets hoger gelegen top verderop.


In Rodeiro – na 54 km – zijn we zo ongeveer uitgewoond. We besluiten om een “menu del dia” te nuttigen in het plaatselijke restaurant. Het is druk. Ouden van dagen, dames van middelbare leeftijd, setjes en solo, alles zit hier door elkaar en geniet van een eerlijk drie gangen menu. Het heeft wel wat. Het doet me denken aan de snelle maaltijden in het Ziekenhuis waar ik begon. Goedkoop een warme maaltijd; het maakt niet uit bij wie je aan tafel schuift en het scheelt je een boel gedoe. We krijgen een extra fles water mee en nog een extra kop koffie. Van fooi wil ze niets weten. “Tu eres mi angel hoy”, antwooed mijn iPhone. Ik krijg een brede glimlach terug.

Na een drie kwartier fietsen we – misschien wel iets te vol – verder. De wereld is hier mooi. Af en toe een vergezicht waarbij je denkt “wow, dat ik hier mag fietsen, wat een geschenk”. Deels heb je dat geschenk zelf georganiseerd en vooral ook bij elkaar getrapt. Toch, het voelt verdraaide bevoorrecht.


Na 90 kilometer bereiken we Villa de Cruses. We slapen boven een restaurant. Die is maandags dicht. De fietsen staan in de hal. Wij zitten in het restaurant bij TL licht, met zojuist gekocht Supermarkt bier, Supermark Kaas en Supermarkt olijven. Het kerkje is lief in dit plaatsje, zonder meer, maar het is geen “omfietsdorp”.

2 opmerkingen:

  1. Altijd handig..die vertaalapp voor een stempel! De volgende keer gewoon aanbellen bij t klooster!😉😁 Jullie maken een prachtige tocht! Echt heel leuk om jullie te volgen. Lieve groetjes

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Jullie en wij zijn inderdaad bevoorrecht. Niets mis mee zolang je het maar niet gewoon vindt. Weer een mooi verslag van een prachtig avontuur. Ik ga het missen. Graag weer snel een nieuwe reis maken. Liefs Sjirk.

    BeantwoordenVerwijderen