Edwin, Casper, Marc, Arjen, Pieter Jan, Hendrie, Paul, Peter
en Jelle. Ik ken ze nauwelijks tot niet. Zo’n twee weken geleden zijn ze vanuit
heel ver weg het IJsselmeer rond gefietst. Een afstand voor de meesten van
tegen de 400 kilometer. Wat een prestatie. Met de trein is het al een fiks end.
Mijn heerlijke tochtjes rond het Sneekermeer zijn daarmee vergeleken “eitjes rond
de kerk”.
Het IJsselmeer fiets ik in de regel zo’n twee keer per jaar.
Maar dit jaar is het er nog niet van gekomen. De verhalen van de rijders en hun
filmpjes zijn de aanleiding dat ik gisterochtend mooi om kwart over zes uur
naast mijn bed stond. Het meest vermoeiende deel van de tocht had ik de middag
ervoor al volbracht; banden fiks op druk en de Schwalbe Marathon achter verwend
met een nieuwe binnenband (die liep iets leeg).
Ik ben alleen zo stom geweest om de oplader van mijn camera
ergens te laten liggen. Neem als alternatief mijn oude Lumix (uit 2008) mee en
de GoPro.
De oude Lumix batterij is nog goed voor een paar foto’s. Het
voelt bijna als analoog fotograferen. Toen had ik voor drie weken vakantie ook
drie filmpjes (van 36 foto’s mee). Mocht je ongeveer vijf foto’s per dag maken.
Het weer is fraai. Niet te warm, niet teveel zon en een
windkracht vier. Met het grote vizier op heel goed te doen. De zon komt mooi op
en er ligt wat nevel over de velden.
De eerste 25 kilometers Friesland uit gaan super langzaam.
Zit meer de klooien met de GoPro in combinatie met de iPhone, dan dat ik mijn
benen het werk laat doen. De samenwerking tussen de twee is prima, maar het vreet
wel energie. Ik besluit om gewoon de camera in de hand te houden en zonder WiFi
zelf de knopjes in te drukken. Knip ik de slechte stukken er later wel
uit.
De afsluitdijk gaat lekker. Fiets hem met een gemiddelde van
zo’n 37 per uur en ik vind dat prima. Ook omdat het nog maar het begin is van
de reis. Wil me in elk geval niet forceren.
Zoals altijd is een van de twee draaibruggen op de
afsluitdijk aan onderhoud toe.
Daar gaat het zojuist opgebouwde gemiddelde. Op de Noorderdijkweg wordt het er niet beter op. Er is net nieuw grind als slijtlaag gestrooid. Ik glibber met vijfentwintig kilometer per uur over de losse steentjes.
Daar gaat het zojuist opgebouwde gemiddelde. Op de Noorderdijkweg wordt het er niet beter op. Er is net nieuw grind als slijtlaag gestrooid. Ik glibber met vijfentwintig kilometer per uur over de losse steentjes.
Het Dijkgatbos op 65 kilometer is een mooie plek voor een
eerste stop. Het blijkt een plek te zijn met historie: Het bos is ontstaan na
een dijkdoorbraak in 1945. Bij een wraakactie van de Duitsers, die de oorlog
aan het verliezen waren, werden op 17 april 1945 twee gaten in de toen 16 jaar
oude dijk van de Wieringermeer geblazen. Het op twee plaatsen instromende water
veroorzaakte twee kolkgaten, de huidige twee wielen van 20 en 26 meter diep. In
twee dagen stroomde de polder vol. Na de oorlog kreeg het herstel van de polder
een hoge prioriteit. Op 9 augustus 1945 werd met het malen gestart. Gemaal Lely
en gemaal Leemans werden bijgestaan door zes noodpompen, waardoor de polder op
11 december 1945 weer droogviel. De materiële schade was enorm. Het grootste
deel van de boerderijen en gebouwen moest later worden herbouwd. Het bos werd
aangeplant op het zand dat na de dijkdoorbraak was blijven liggen. En daar…..
daar eet ik nu een krentenbol…
Tot Medemblik is de route saai. Een rechte weg met rechte
verkavelde weilanden. Het Lelygemaal bij Medemblik vind ik een van de fraaiste
gebouwen op de route. Daarna slingert de route tot Enkhuizen mooi over het
dijkje van de voormalige Zuiderzee. Het is nog vrij druk op het water.
Schuimkopjes op de golven verraden dat er aardig wind staat.
Bij de vuurtoren “De Ven” (gebouwd in 1700 !) stop ik even.
Gewoon omdat het zo’n bijzondere plek is. Waarom men gekozen heeft voor een raar, lelijk en groot hek rondom de vierkanten toren is me een raadsel. Ik strek mijn
benen even bij het bankje en dan, hup, de fiets weer in richting Enkhuizen.
Na iets meer dan 3 uur (half twaalf) wordt Enkhuizen
geschampt. De binnenstad is fraai, maar ik kies ervoor om door te rijden. Mijn
lunch neem ik – geheel en al volgens de traditie – bij Checkpoint Charlie aan
de Markerwaarddijk. Ik neem ruim de tijd voor twee glazen melk, twee koffie en een
broodje kroket en om een uur of een zet ik koers voor de tweede helft van de
rit.
De dijk fietst lekker door. Ik heb de wind schuin van achter
en zolang ik tegen de 40 koers word ik begeleid door zwermen spreeuwtjes
(tenminste… ik denk dat het spreeuwen zijn). Na de dijk – in Lelystad – moet ik opletten dat ik niet verkeerd koers. Lelystad blijft de stad waar
ik het vaakst ben verdwaald en waar ik het makkelijkst verdwaal. Deze keer gaat
het goed. Met weinig moeite weet ik de IJsselmeerdijk te
vinden (vanaf hier wind tegen) en
fiets ik onder de slagbomen door langs de IJsselmeercentrale.
Ik heb twee keer bijna een aanrijding met een schaap (goh, wat reageren die beesten suf vertraagd) en geniet van de vele vogels aan de kant van de dijk. De aalscholvers maken indruk. Een zo’n vogel heeft ongeveer een kilo vis per dag nodig. Ik heb eens gezien hoe een kolonie de Langweerderwielen in een keer vrijwel leeg vrat. Sindsdien heb ik ontzag voor de (ietwat enge) beesten.
Ik heb twee keer bijna een aanrijding met een schaap (goh, wat reageren die beesten suf vertraagd) en geniet van de vele vogels aan de kant van de dijk. De aalscholvers maken indruk. Een zo’n vogel heeft ongeveer een kilo vis per dag nodig. Ik heb eens gezien hoe een kolonie de Langweerderwielen in een keer vrijwel leeg vrat. Sindsdien heb ik ontzag voor de (ietwat enge) beesten.
Het fietspad naar Urk is niet echt bedoelt voor
velomobielen. Het is voorzichtig manoeuvreren om de fiets ongeschonden tussen
de hekjes door te krijgen. Even verderop heb ik geluk dat twee wandelaars een
schapenhek voor me open houden. Ik kan blijven zitten.
Het is traag schudden over de klinkers van Urk en het duurt
even voordat ik het fietspad langs het meer weer gevonden heb. De weg is weer
tekentafel recht maar tempo is hier niet te rijden. Grote drainageslangen
liggen over de dijk. Ze zijn voorzien van “op en afritten". Het is kundig
mikken met een snelheid van hooguit 15 kilometer per uur.
Ik zit nog steeds op een tijdschema dat me net voor vijf uur
weer in Sneek brengt. Alleen wordt ik na Urk gehinderd door kramp (dat hoort nu
eenmaal bij me). Genoeg gedronken; genoeg rust genomen; zelfs magnesium geslikt
en toch… pats…. daar is het. Dit keer op een plekje waar ik ooit een zweepslag
had; maakt me wat extra voorzichtig. Met rek en strekoefeningen krijg ik de
kramp er goed uit. In Lemmer maar een extra pauze bij de Mac (hun Cappuccino is
wel lekker). De laatste kilometers gaan niet al te snel meer. Na een dikke 210
kilometer ben ik met een gemiddelde van iets boven de 30 km/u weer thuis. Niets vergeleken met “de helden” uit het begin van
dit verhaal of met velonauten die Zoetermeer – Parijs – Zoetermeer in een keer
fietsen. Maar dit in acht nemend, ik heb genoten van de mooie dag en ben niet
ontevreden over hoe mijn lijf zich –zonder veel kilometers dit jaar - gehouden
heeft.
Heerlijk rondje toch, als je er maar van genoten hebt. Het gaat niet om de afstand, het is geen competitie.
BeantwoordenVerwijderenKlaas je mag zeer tevreden zijn met zo'n rondje, genieten is belangrijker dan tijd of afstand.
BeantwoordenVerwijderenMooi dat we je hebben kunnen inspireren, Klaas. Je hebt er evengoed van genoten, en daar gaat het tenslotte om.
BeantwoordenVerwijderenGroet van Marc