Het weerbericht lijkt maar niet te kloppen. Gisteravond zou
het net te hard waaien voor een rondje met de Quest. Ik had er zowaar een
beetje de smoor over in. Om kwart voor negen ben ik maar een rondje gaan
wandelen “als het toch te hard waait…
“
Buiten bleek het vrijwel windstil weer te zijn. Niks niet
harde wind, niks niet uitschieters tot windkracht 7. Een rondje Sneekermeer had
prima gekund. Ik besluit enige troost (met succes overigens) te zoeken in het
kleinste ijsje van de McDonalds en wandel de stad rond. Nog voor ik thuis ben
heb ik op “Wheater Pro” al naar het weer voor vandaag gekeken. Windkracht 4 tot
5, grijs, kans op een bui en pas aan het eind van de middag kans op wat zon. “Als ze het nu zo mis hebben, zal het
morgenvroeg met de wind ook wel meevallen.” En ik besluit dat het maar een
fraaie tocht moet worden vandaag.
Het gordijn trek ik met enige spanning open. Een vrijwel
strak blauwe lucht en de bomen in de straat bewegen nauwelijks. Direct in de
fietskleren en – bij toch wel uitzondering – ik bereik fluitend de keukentafel.
Omdat de bermen zo fraai zijn en omdat de vogels zo in de weer zijn kies ik
voor een mooi oud weidegebied waar Natuurmonumenten ruim driehonderd hectare
beheerd (dus nog niet maait). Het gebied rond de dorpen Wommels, Lions,
Hylaard, Jorwerd en Easterlittens.
Het weidelandschap is zo’n 1000 jaar geleden ontstaan en
sinds die tijd (ik kan het niet controleren) weinig veranderd. Ik slinger via
Tirns het vlakke landschap in en nog voordat ik Easterein heb bereik kan mijn dag
al niet meer stuk. Het fietsen is een weldaad. Niet te warm, de frisse geur van
vergezichten, de mooie luchten en een zon die kleur geeft aan het roze van de
koekoeksbloem, het geel van de boterbloem en koolzaad en vooral het uit de
grond gespoten wit van het fluitenkruid.
Direct naast de weg en toch midden in het land staan wat
bomen. Hier heeft vroeger onmiskenbaar een boerderij gestaan. Wat fruitbomen in
bloei en de grond volledig bedekt met boter- en paardenbloemen. Ik stop even en
vind me al snel met mijn fototoestel op mijn knieƫn. Wat een weelde en ik
fantaseer zelfs van een huis hier op dit stuk grond met geschiedenis (kan in
elk geval mijn Quest binnen staan).
Vanaf hier zijn de brede betonplaten vervangen door een versie
met een breedte die gelijk is aan de spoorbreedte van de Quest. Behoedzaam
manoeuvreer ik door het rode zuring. Een keer schiet mijn wiel naast het pad.
Ik hoor het wiel schuren als ik bijstuur. “dit
moet geen drie keer, Klaas” en ik herinner me dat er in elk geval nog een
vouwband ergens achter in de Quest te vinden moet zijn. Het fietsen doet hier
meer denken aan een soort van ringrijden en ik ben opgelucht dat ik zonder
tegenliggers de vogelhut bereik. De hut ligt naast een boerderij en geeft mooi
zicht over de weide, een oud dijkje en een plas vol vogels. Verschillende steltlopers
(oh.. die fraaie Kluten), eenden met en zonder kuikens en een rustige reiger
bevolken het water.
Op het dijkje struinen spreeuwen, waterhoentjes,
scholeksters met kroost hun kostje bij elkaar en ligt een eend in de zon uit te
rusten van welke inspanning dan ook. Mijn verbazing is groot als ook nog een
pimpelmees zich aan de kale slootkant laat zien.
Wat een dag! Een uur lang staar ik (gebiologeerd?) naar het
schouwspel. Ik geniet van de tien (!) foeragerende kluten; van de onrust die er
op de plas ontstaat als er een buizerd langs vliegt; van de eenden die het
gevecht aangaan als er iemand te dicht hun kroost nadert en van de tureluur die
(ondanks zijn naam) onverstoord door pikt in de drassige bodem.
Om kwart over tien stap ik de fiets weer in. Omdat het
rustig op de weg is, kies ik voor meer experiment; fietspaden die ik niet ken. Het smalle
trekpad langs de Bolswarder Vaart is mooi en goed te doen. Daarna een paar
kilometer met snelheid (40+ km) naar Easterlittens. Een bijzonder voertuig: zo’n
Quest. Het ene moment glijd je er langzaam en haast geruisloos als een kano
mee door het landschap en als het kan zit je comfortabel een snelheid te
trappen die concurrerend is met menig gemotoriseerd voertuig.
Vanaf Easterlittens tot Hoptille (vast het vrolijkste plaatsje
van Friesland) ben ik weer “kano”. Ik fiets door een oerwoud van struikgewas in
allerlei kleuren, rem voor opvliegende protters, spuug helaas weer vliegjes uit en heb geregeld
geen zicht vanwege alles dat de lente uit de grond heeft weten te trekken.
Daarna is het met enig tempo “cruisen” naar Jorwert. Het dorp met 320 inwoners waar Geert Mak het boek “Hoe God verdween uit Jorwerd” schreef.
Mak was niet de eerste schrijver in het dorp: Slauerhoff was
verliefd op de dochter van de domineesfamilie Lammers. En dominee van Gelder
schreef er het boek “Nachtboek van een kerkuil” toen hij tijdens de oorlog in
het dorp ondergedoken zat.
Voor de Friezen zelf is Jorwert het bekendst van het “Iepenloftspul”.
In 1951 stortte de kerktoren tijdens een restauratie van de grote (deels)
tufstenen kerk uit de 12e eeuw in. Met een openluchtspel in de
notaristuin werd succesvol geld ingezameld voor de herbouw. Elk jaar zijn er in
augustus en september in de tuin nieuwe voorstellingen: elk jaar moet je je
best doen om een kaartje te bemachtigen.
Na Jorwert is het terug naar Easterlittens en Itens. De
lucht betrekt en als ik de vogelhut Skrins bereik vallen enkel druppels naar
beneden. De hut biedt - voor de vandaag
verwende fietser - wat minder spektakel dan Skrok. Maar het licht is door de
donkere wolken ook minder fraai. Een prima schuil- en “banaanoppeuzelplekje” is
de hut zeker.
Als het droog is wordt het laatste deel van de reis ingezet.
Via bekende paden en over de Slachtedijk richting Boazum.
Direct na het spoor wordt
het nieuwe fietspad naar Scharnegoutum uitgeprobeerd. Een mooi pad en zelfs
voor een Quest goed te befietsen. Alleen de laatste kilometer is van vers en
vooral van veel grind: hier ben ik geen kano, maar een waterfiets die met veel
trappen langzaam en inefficiƫnt vooruit komt.
Om twaalf uur staat de fiets weer in de steeg. Zoveel moois
in een rondje van amper 60 kilometer. Het zou haast verboden moeten
worden.