woensdag 27 mei 2015

Skrok & Skrins

Het weerbericht lijkt maar niet te kloppen. Gisteravond zou het net te hard waaien voor een rondje met de Quest. Ik had er zowaar een beetje de smoor over in. Om kwart voor negen ben ik maar een rondje gaan wandelen “als het toch te hard waait…
Buiten bleek het vrijwel windstil weer te zijn. Niks niet harde wind, niks niet uitschieters tot windkracht 7. Een rondje Sneekermeer had prima gekund. Ik besluit enige troost (met succes overigens) te zoeken in het kleinste ijsje van de McDonalds en wandel de stad rond. Nog voor ik thuis ben heb ik op “Wheater Pro” al naar het weer voor vandaag gekeken. Windkracht 4 tot 5, grijs, kans op een bui en pas aan het eind van de middag kans op wat zon. “Als ze het nu zo mis hebben, zal het morgenvroeg met de wind ook wel meevallen.” En ik besluit dat het maar een fraaie tocht moet worden vandaag.

Het gordijn trek ik met enige spanning open. Een vrijwel strak blauwe lucht en de bomen in de straat bewegen nauwelijks. Direct in de fietskleren en – bij toch wel uitzondering – ik bereik fluitend de keukentafel. Omdat de bermen zo fraai zijn en omdat de vogels zo in de weer zijn kies ik voor een mooi oud weidegebied waar Natuurmonumenten ruim driehonderd hectare beheerd (dus nog niet maait). Het gebied rond de dorpen Wommels, Lions, Hylaard, Jorwerd en Easterlittens.
Het weidelandschap is zo’n 1000 jaar geleden ontstaan en sinds die tijd (ik kan het niet controleren) weinig veranderd. Ik slinger via Tirns het vlakke landschap in en nog voordat ik Easterein heb bereik kan mijn dag al niet meer stuk. Het fietsen is een weldaad. Niet te warm, de frisse geur van vergezichten, de mooie luchten en een zon die kleur geeft aan het roze van de koekoeksbloem, het geel van de boterbloem en koolzaad en vooral het uit de grond gespoten wit van het fluitenkruid.



 In Easterein volg ik niet de weg naar Wommels, maar ik fiets het dorp uit. Richting Itens om direct na de laatste huizen “het Skrok” in te draaien. Aan het Skrok staat in het land een vogelhut. Ik ben er nog nooit geweest. De eerste kilometer is prima. Mooie grote betonnen platen waarover de wielen zonder veel weerstand rollen. Bij de eerste boerderij zet ik even aan om de grote hond van boer Jansen te ontwijken; als het veilig is rol ik heerlijk meters uit. 


Direct naast de weg en toch midden in het land staan wat bomen. Hier heeft vroeger onmiskenbaar een boerderij gestaan. Wat fruitbomen in bloei en de grond volledig bedekt met boter- en paardenbloemen. Ik stop even en vind me al snel met mijn fototoestel op mijn knieƫn. Wat een weelde en ik fantaseer zelfs van een huis hier op dit stuk grond met geschiedenis (kan in elk geval mijn Quest binnen staan).




Vanaf hier zijn de brede betonplaten vervangen door een versie met een breedte die gelijk is aan de spoorbreedte van de Quest. Behoedzaam manoeuvreer ik door het rode zuring. Een keer schiet mijn wiel naast het pad. Ik hoor het wiel schuren als ik bijstuur. “dit moet geen drie keer, Klaas” en ik herinner me dat er in elk geval nog een vouwband ergens achter in de Quest te vinden moet zijn. Het fietsen doet hier meer denken aan een soort van ringrijden en ik ben opgelucht dat ik zonder tegenliggers de vogelhut bereik. De hut ligt naast een boerderij en geeft mooi zicht over de weide, een oud dijkje en een plas vol vogels. Verschillende steltlopers (oh.. die fraaie Kluten), eenden met en zonder kuikens en een rustige reiger bevolken het water.







Op het dijkje struinen spreeuwen, waterhoentjes, scholeksters met kroost hun kostje bij elkaar en ligt een eend in de zon uit te rusten van welke inspanning dan ook. Mijn verbazing is groot als ook nog een pimpelmees zich aan de kale slootkant laat zien.





Wat een dag! Een uur lang staar ik (gebiologeerd?) naar het schouwspel. Ik geniet van de tien (!) foeragerende kluten; van de onrust die er op de plas ontstaat als er een buizerd langs vliegt; van de eenden die het gevecht aangaan als er iemand te dicht hun kroost nadert en van de tureluur die (ondanks zijn naam) onverstoord door pikt in de drassige bodem.



Om kwart over tien stap ik de fiets weer in. Omdat het rustig op de weg is, kies ik voor meer experiment; fietspaden die ik niet ken. Het smalle trekpad langs de Bolswarder Vaart is mooi en goed te doen. Daarna een paar kilometer met snelheid (40+ km) naar Easterlittens. Een bijzonder voertuig: zo’n Quest. Het ene moment glijd je er langzaam en haast geruisloos als een kano mee door het landschap en als het kan zit je comfortabel een snelheid te trappen die concurrerend is met menig gemotoriseerd voertuig.

Vanaf Easterlittens tot Hoptille (vast het vrolijkste plaatsje van Friesland) ben ik weer “kano”. Ik fiets door een oerwoud van struikgewas in allerlei kleuren, rem voor opvliegende protters,  spuug helaas weer vliegjes uit en heb geregeld geen zicht vanwege alles dat de lente uit de grond heeft weten te trekken.



Daarna is het met enig tempo “cruisen” naar Jorwert. Het dorp met 320 inwoners waar Geert Mak het boek “Hoe God verdween uit Jorwerd” schreef.
Mak was niet de eerste schrijver in het dorp: Slauerhoff was verliefd op de dochter van de domineesfamilie Lammers. En dominee van Gelder schreef er het boek “Nachtboek van een kerkuil” toen hij tijdens de oorlog in het dorp ondergedoken zat.


Voor de Friezen zelf is Jorwert het bekendst van het “Iepenloftspul”. In 1951 stortte de kerktoren tijdens een restauratie van de grote (deels) tufstenen kerk uit de 12e eeuw in. Met een openluchtspel in de notaristuin werd succesvol geld ingezameld voor de herbouw. Elk jaar zijn er in augustus en september in de tuin nieuwe voorstellingen: elk jaar moet je je best doen om een kaartje te bemachtigen.

Na Jorwert is het terug naar Easterlittens en Itens. De lucht betrekt en als ik de vogelhut Skrins bereik vallen enkel druppels naar beneden. De hut biedt  - voor de vandaag verwende fietser - wat minder spektakel dan Skrok. Maar het licht is door de donkere wolken ook minder fraai. Een prima schuil- en “banaanoppeuzelplekje” is de hut zeker.



Als het droog is wordt het laatste deel van de reis ingezet. Via bekende paden en over de Slachtedijk richting Boazum. 


Direct na het spoor wordt het nieuwe fietspad naar Scharnegoutum uitgeprobeerd. Een mooi pad en zelfs voor een Quest goed te befietsen. Alleen de laatste kilometer is van vers en vooral van veel grind: hier ben ik geen kano, maar een waterfiets die met veel trappen langzaam en inefficiƫnt vooruit komt.


Om twaalf uur staat de fiets weer in de steeg. Zoveel moois in een rondje van amper 60 kilometer. Het zou haast verboden moeten worden.


2 opmerkingen: