maandag 29 juni 2015

Het is een daalders plekje

Gister was een rare dag. Ik had de Quest getrakteerd op olie voor de ketting en de banden van frisse lucht voorzien. Alles gepakt, fietshelm op en….. druppels op mijn bril. Verdorie. Regen. Niet super erg maar ook niet behaaglijk. Dan maar even wachten. Mijn verwachting was dat het mooi weer zou zijn. Zo had Gerrit Hiemstra beloofd, misschien een beetje regen in de avond, maar dat is alleen maar goed voor de tuin.

Op "Wheater Pro" zie ik dat er een enorme strook vol van regen over gaat trekken. Minstens een paar uur nattigheid. Vreemd genoeg ziet de regenzone er op "Buienradar" er wat milder uit. Maar ook niet dat je zegt van; yes… dit is het ideale fietsweer.

Ik besluit te wachten – een domme onzinnige bezigheid - en dat heb ik uiteindelijk tot vanmorgen gedaan. Kort geleden hebben we gewandeld over de Delleboersterheide. Bijna (geen edelhert maar ree en geen wild zwijn maar das) een soort van “Veluwe” maar dan volledig onbekend en zowaar dichtbij in de Friese Tjongervallei. Een wijds zelfs licht golvend heidelandschap met vennetjes en bos waar het uren goed struinen is.

Met veel zin stap ik de fiets in en koers via Joure richting de Tjonger. Ik merk dat ik een aantal weken niet gefietst heb (o.a. door een weekje Schotland. Foto’s van vogels zijn hier te vinden. Van het fraaie land hier) Helemaal niet erg; dan maar wat minder snel. De route neemt een kleine omweg zodat ik door de weelde van het Easter Skar fiets, daarna via Nieuweschoot helemaal echt langs de Tjonger. Een 50 kilometer lange rivier die nog steeds de taalgrens is. Ten zuiden van de rivier spreekt met Stellingwerfs ten noorden Fries. Zo rond 1880 is de rivier over een lengte van 35 kilometer gekanaliseerd. Hoe de rivier ooit slingerde is te zien aan de vele natuurgebieden die in de buurt van de huidige Tjonger in de Tjongervallei liggen.




Het eerste stuk tot Mildam zie ik vrijwel niets van de rivier. Het hoge gras in de berm ontneemt me het zicht. Het fietspad is smal maar op maandagochtend te befietsten; niemand gezien; geen E-bike de berm in gejaagd. Daarna langs het Katlijker Schar. Een mooi groot oud bos dat ooit aan de rivier lag. Het fietst hier heerlijk. De weg rolt goed; vrijwel zonder auto’s; de bermen mooi, wat roofvogels in de lucht en de zon schijnt weldadig.  Even verderop schampt de route “Kiekenberg” met heuse zandduinen die ooit ook door het meanderende riviertje zijn opgeworpen. 





De weg blijft de vallei volgen. Het ene type landschap ontrolt zich na het andere. Prachtig. Na zo’n 15 kilometer probeer ik weer een te smal fietspad. Met 10 kilometer per uur door een oud bos, daarna een stukje langs de rivier en dan bij de sluis de rivier over richting Diakonievene en de Delleboersterheide. Hier kan de fiets op slot. Camera en koffie mee en hup; de heide in. Tientallen vlinders vliegen hier. Het kleine mooie blauwe heideblauwtje (3 centimeter) etaleert zijn schoonheid met gesloten en open vleugels even fraai. 





Verderop probeert een specht zich te verstoppen achter een paardenbloem (mislukt). Hij vliegt het duistere dennenbos in en poseert nog even op een tak voordat hij voorgoed verdwijnt.



 Ik loop naar de Catspoele:  De vlonder aan de rand van het meertje vol met libellen, kikkers en een paar dodaars (kleine wat zeldzame fuut) is mijn koffieplekje. De krentenbol smaakt prima en de koffie is nog heerlijk warm. De tijd glijd voorbij. Er gebeurt genoeg en de wereld is vol moois als je je ogen maar een beetje open doet.  




Ik heb geen verstand van Libelles (heb toch geen seks op de foto gezet he… ).weet ook niet hoe ze heten maar er schijnen hier zeldzame exemplaren rond te vliegen.



Af en toe springt een kikker het water uit in een poging een libelle te vangen. In de verte zwemmen de dodaars. In de boom dichtbij hupt een geelgors rond. Het is hier een daalders plekje.

Na een dik uur loop ik terug naar mijn fiets. Na een vriendelijk praatje over de fiets en over de streek hier vervolg ik de route. Via Wolvega (leuk, ooit gewerkt) naar de Blessebrug om daar het fietspad langs het volgende riviertje – de Linde - op te pakken. Ook op dit pad geld een ongeschreven maximumsnelheid van niet meer dan 15 kilometer per uur. 



De bochten zijn te haaks, de bermen te zacht om sneller te gaan. Ik glijd tussen de distels door langs de grens van Overijssel en Friesland. De Linde zelf ligt vol met gele lis. Europa in rep en roer; hier is de wereld vredig.
Een paar keer kom ik een tegenligger tegen; een paar keer moet ik remmen voor een schaap en net na de Driewegsluis stop ik om wat foto’s te maken van een tiental (!) lepelaars in de wei. Ze doen helaas wel een beetje alsof ze er niet zijn.



De Linde meandert mooier dan de Tjonger. Het dijkje cruised heerlijk naar Slijkenburg. Veel vogels – ganzen met jongen – in de weiden naast de rivier. Ik app naar huis: “Kom wat later. Het pad langs de Linde is prachtig maar traag. Reken op half zes.”


Vanaf hier zijn de wegen bekend. Langelille, Delfstrahuizen, Oosterzee en Woudsend glijden onder de wielen door. Sinds het bericht aan huis is alles helaas een beetje anders:  Ik rijd niet meer een mooi rondje, maar fiets ik gewoon naar huis.

woensdag 27 mei 2015

Skrok & Skrins

Het weerbericht lijkt maar niet te kloppen. Gisteravond zou het net te hard waaien voor een rondje met de Quest. Ik had er zowaar een beetje de smoor over in. Om kwart voor negen ben ik maar een rondje gaan wandelen “als het toch te hard waait…
Buiten bleek het vrijwel windstil weer te zijn. Niks niet harde wind, niks niet uitschieters tot windkracht 7. Een rondje Sneekermeer had prima gekund. Ik besluit enige troost (met succes overigens) te zoeken in het kleinste ijsje van de McDonalds en wandel de stad rond. Nog voor ik thuis ben heb ik op “Wheater Pro” al naar het weer voor vandaag gekeken. Windkracht 4 tot 5, grijs, kans op een bui en pas aan het eind van de middag kans op wat zon. “Als ze het nu zo mis hebben, zal het morgenvroeg met de wind ook wel meevallen.” En ik besluit dat het maar een fraaie tocht moet worden vandaag.

Het gordijn trek ik met enige spanning open. Een vrijwel strak blauwe lucht en de bomen in de straat bewegen nauwelijks. Direct in de fietskleren en – bij toch wel uitzondering – ik bereik fluitend de keukentafel. Omdat de bermen zo fraai zijn en omdat de vogels zo in de weer zijn kies ik voor een mooi oud weidegebied waar Natuurmonumenten ruim driehonderd hectare beheerd (dus nog niet maait). Het gebied rond de dorpen Wommels, Lions, Hylaard, Jorwerd en Easterlittens.
Het weidelandschap is zo’n 1000 jaar geleden ontstaan en sinds die tijd (ik kan het niet controleren) weinig veranderd. Ik slinger via Tirns het vlakke landschap in en nog voordat ik Easterein heb bereik kan mijn dag al niet meer stuk. Het fietsen is een weldaad. Niet te warm, de frisse geur van vergezichten, de mooie luchten en een zon die kleur geeft aan het roze van de koekoeksbloem, het geel van de boterbloem en koolzaad en vooral het uit de grond gespoten wit van het fluitenkruid.



 In Easterein volg ik niet de weg naar Wommels, maar ik fiets het dorp uit. Richting Itens om direct na de laatste huizen “het Skrok” in te draaien. Aan het Skrok staat in het land een vogelhut. Ik ben er nog nooit geweest. De eerste kilometer is prima. Mooie grote betonnen platen waarover de wielen zonder veel weerstand rollen. Bij de eerste boerderij zet ik even aan om de grote hond van boer Jansen te ontwijken; als het veilig is rol ik heerlijk meters uit. 


Direct naast de weg en toch midden in het land staan wat bomen. Hier heeft vroeger onmiskenbaar een boerderij gestaan. Wat fruitbomen in bloei en de grond volledig bedekt met boter- en paardenbloemen. Ik stop even en vind me al snel met mijn fototoestel op mijn knieën. Wat een weelde en ik fantaseer zelfs van een huis hier op dit stuk grond met geschiedenis (kan in elk geval mijn Quest binnen staan).




Vanaf hier zijn de brede betonplaten vervangen door een versie met een breedte die gelijk is aan de spoorbreedte van de Quest. Behoedzaam manoeuvreer ik door het rode zuring. Een keer schiet mijn wiel naast het pad. Ik hoor het wiel schuren als ik bijstuur. “dit moet geen drie keer, Klaas” en ik herinner me dat er in elk geval nog een vouwband ergens achter in de Quest te vinden moet zijn. Het fietsen doet hier meer denken aan een soort van ringrijden en ik ben opgelucht dat ik zonder tegenliggers de vogelhut bereik. De hut ligt naast een boerderij en geeft mooi zicht over de weide, een oud dijkje en een plas vol vogels. Verschillende steltlopers (oh.. die fraaie Kluten), eenden met en zonder kuikens en een rustige reiger bevolken het water.







Op het dijkje struinen spreeuwen, waterhoentjes, scholeksters met kroost hun kostje bij elkaar en ligt een eend in de zon uit te rusten van welke inspanning dan ook. Mijn verbazing is groot als ook nog een pimpelmees zich aan de kale slootkant laat zien.





Wat een dag! Een uur lang staar ik (gebiologeerd?) naar het schouwspel. Ik geniet van de tien (!) foeragerende kluten; van de onrust die er op de plas ontstaat als er een buizerd langs vliegt; van de eenden die het gevecht aangaan als er iemand te dicht hun kroost nadert en van de tureluur die (ondanks zijn naam) onverstoord door pikt in de drassige bodem.



Om kwart over tien stap ik de fiets weer in. Omdat het rustig op de weg is, kies ik voor meer experiment; fietspaden die ik niet ken. Het smalle trekpad langs de Bolswarder Vaart is mooi en goed te doen. Daarna een paar kilometer met snelheid (40+ km) naar Easterlittens. Een bijzonder voertuig: zo’n Quest. Het ene moment glijd je er langzaam en haast geruisloos als een kano mee door het landschap en als het kan zit je comfortabel een snelheid te trappen die concurrerend is met menig gemotoriseerd voertuig.

Vanaf Easterlittens tot Hoptille (vast het vrolijkste plaatsje van Friesland) ben ik weer “kano”. Ik fiets door een oerwoud van struikgewas in allerlei kleuren, rem voor opvliegende protters,  spuug helaas weer vliegjes uit en heb geregeld geen zicht vanwege alles dat de lente uit de grond heeft weten te trekken.



Daarna is het met enig tempo “cruisen” naar Jorwert. Het dorp met 320 inwoners waar Geert Mak het boek “Hoe God verdween uit Jorwerd” schreef.
Mak was niet de eerste schrijver in het dorp: Slauerhoff was verliefd op de dochter van de domineesfamilie Lammers. En dominee van Gelder schreef er het boek “Nachtboek van een kerkuil” toen hij tijdens de oorlog in het dorp ondergedoken zat.


Voor de Friezen zelf is Jorwert het bekendst van het “Iepenloftspul”. In 1951 stortte de kerktoren tijdens een restauratie van de grote (deels) tufstenen kerk uit de 12e eeuw in. Met een openluchtspel in de notaristuin werd succesvol geld ingezameld voor de herbouw. Elk jaar zijn er in augustus en september in de tuin nieuwe voorstellingen: elk jaar moet je je best doen om een kaartje te bemachtigen.

Na Jorwert is het terug naar Easterlittens en Itens. De lucht betrekt en als ik de vogelhut Skrins bereik vallen enkel druppels naar beneden. De hut biedt  - voor de vandaag verwende fietser - wat minder spektakel dan Skrok. Maar het licht is door de donkere wolken ook minder fraai. Een prima schuil- en “banaanoppeuzelplekje” is de hut zeker.



Als het droog is wordt het laatste deel van de reis ingezet. Via bekende paden en over de Slachtedijk richting Boazum. 


Direct na het spoor wordt het nieuwe fietspad naar Scharnegoutum uitgeprobeerd. Een mooi pad en zelfs voor een Quest goed te befietsen. Alleen de laatste kilometer is van vers en vooral van veel grind: hier ben ik geen kano, maar een waterfiets die met veel trappen langzaam en inefficiënt vooruit komt.


Om twaalf uur staat de fiets weer in de steeg. Zoveel moois in een rondje van amper 60 kilometer. Het zou haast verboden moeten worden.


vrijdag 22 mei 2015

1-0 (maar wel een beetje onverdiend)

Vanmorgen een ochtend als menig andere. Opstaan, ontbijt, aan het werk en hoe meer en vaker ik naar buiten tuur, hoe beter het weer lijkt te worden. Zon, mooie wolken in de lucht en een wind die voor het eerst een keer mee lijkt te vallen. “Als ik nu morgen of zaterdag wat langer door werk, dan kan er vandaag best wel meer af dan een rondje Sneekermeer”, mijmer ik.
Ik heb zin om de andere kant op de fietsen. De laatste tijd heb ik menig kilometer in Zuid Friesland afgelegd. Nu maar een keer naar het Noorden; Dongeradeel in en dan naar het Lauwersmeer. Een beetje tegen mijn “regel” in. Meestal fiets ik eerst met de wind tegen, zodat terug altijd mee valt. Als ik nu naar Dokkum fiets, heb ik de wind schuin in de rug. Ik teken in Basecamp een route die bewust door vrij open vlakte gaat naar het Lauwersmeer en zoveel mogelijk door het wat beschutte “coulissen landschap” van Kollum, Buitenpost en Burgum op de terugweg. De laatste 35 kilometer zijn dan wel weer onbeschut, maar ach…. Dat redden we vast wel.

Het is al kwart over elf als ik goed en wel op weg ben. Veel “verklungel” tijd heb ik vandaag niet. Zo’n 135 kilometer duurt de tocht en vanavond wil ik naar Heerenveen – Feyenoord. Een wedstrijd die op de idiote tijd van half zeven begint. Dat betekent goed kwart over vijf uit Sneek weg.
De weg naar Leeuwarden gaat prima en geeft niets bijzonders. Halverwege besluit ik een iets andere route door de stad te nemen. In kilometers waarschijnlijk iets langer, maar volgens mij wel beter “fietsbaar”. Meer voorrang voor fietsers en minder kruisingen. Bij de Schrans glijd ik Leeuwarden binnen, dan langs de oude gevangenis (Blokhuispoort, leuke excursies) en dan via de Groningerstraatweg naar Lekkum waar de stad weer verlaten wordt. De vier kilometer gingen uitstekend op deze manier. Mijn gemiddelde daalde slecht van 32,8 naar 30,4 km per uur en via de kortere oost kant van de stad zakte het gemiddelde altijd tot onder de 28 km / uur.
Langs de Dokkumer Ee vervolgt de weg zich richting Dokkum. Het schilderachtige Wijns, Bartlehiem en Burdaard worden zonder al te veel moeite doorkruist. Het fiets heerlijk dwars door de geur van vers gemaaid gras.




Halverwege Burdaard gaat de telefoon. Ik stop om te kijken of ik terug moet bellen of dat het wel even kan wachten. Het is mijn broer uit Rotterdam: een Heerenveen supporter. Of ik nog een kaart voor vanavond kan regelen. Alsof ik altijd met clubkaart fiets….
Uiteindelijk lukt de extra kaart via vrienden. Leuk; mijn broer gaat ook mee (mistte door file wel de eerste helft, maar dat kon de pret niet eens drukken). Omdat ik stil sta, ontwaar ik twee zwanen in het hoge gras. Waarschijnlijk zitten ze op een nest maar ik zie alleen hun hoofden. Maf is het beeld zo wel.



Binnen anderhalf uur wordt Dokkum bereikt. (Oh.. Gerryt, wat mag jij elke dag toch een fraaie route!). Het centrum van deze stad (sinds 754) is dank zij de molens op de bolwerken en het prachtige stadhuis uit 1610 een plaatje. Traag fiets ik de stad door en zuig ik wat historie binnen.


Daarna op naar Oostrum. Een oud terpdorp. Ooit vond met in de terp aardewerk uit 3400 voor christus. Tot iets minder lang geleden (1968) werd er vaker klei gebakken in de steenfabriek van Oostrum aan de  Dokkumer Grutdjip. Nu is de schoorsteen een mooi en fier baken in het weidse klei landschap.



Tussen Oostrum en Ee is het stuiteren. Tjee, wat een wegdek. De vele trekkers hebben de klinkers niet strakker naast elkaar gelegd en soms is de weg zo rond dat ik vrees er af te rollen. In het dorp Ee stop ik even. De kerk uit het jaar 1220 hoog op de terp en de omliggende oude huizen zijn van het kaliber “open luchtmuseum”. Alleen wonen hier gewone mensen die waarschijnlijk niet eens herkennen hoe bijzonder de streek hier is.
Maar ook het landschap is bjusterbaarlik. Mooie vergezichten, super veel vogels en helaas; redelijk veel vliegen. Het vizier vangt de meeste voor me weg, maar kan niet voorkomen dat ik er een paar tussen mijn tanden door weer uit spuug.




Het dijkje waaronder ik langs ik fiets is een jaar of duizend jaar oud. Hier er daar zijn wat lagen afgekalfd. Het is alsof je in de geschiedenis kijkt. Voetstappen van hele generaties die hier werkten op het land, visten op de zee, en vochten tegen het water.

Vlak voor Ezumazijl de dijk door naar Ezumakeeg. En ja; het natuurgebied is hier een vogelparadijs.  Vreemde vogels in auto’s die met meterslange telelenzen zonder vieze voeten of gesleep “van de natuur genieten” (?).


Ik fiets liever door naar de vogelhut (Sylkajút). Binnen is het net niet te druk. Op het eilandje net voor de hut en in het water rondom is veel te zien en te beleven. 


Ik krijg er nooit genoeg van en knip maar raak (zo; dat zijn vanavond minstens weer honderd foto’s die gewist worden).



De bonte strandlopers; krombekstrandlopers; kemphanen, de bontbekplevier, grutto’s, wulpen, grutto’s, kluten, bergeenden en in de verte zeven lepelaars.




Tuurlijk; foto’s maken is prachtig. Maar het mooiste blijft al die vogels die geheel en al hun eigen gang gaan; hun eigen regels kennen en elk hun eigen manieren hebben om duidelijk te maken hoeveel ze (al of niet) van elkaar houden. Om kwart over twee neem ik helaas afscheid van de fraaie vogels.




De terugweg naar huis gaat eerst via het smalle fietspad naar Dokkumer Nieuwe Zijl (zucht, weer even stoppen, dat licht op het koolzaad). Daarna richting Kollum, Oudwoude en het beschutte Veenklooster. Een prachtig coulisselandschap, waarbij de akkers en weilanden fraai omzoomt zijn door houtwallen, bomen en struikgewas (het toneel met coulissen). Het zonlicht kleurt de wereld fraai in door het zachte verse groen van verse eikenblaadjes. Minstens even belangrijk: de bomen vangen veel wind voor je weg.




Ten zuiden van Kollumerzwaag is de weg vlak voor het spoor opgebroken. Ik kijk op de kaart van mijn Garmin fietscomputer en het lijkt geen punt te zijn. Na een paar 100 meter kan ik ook het spoor over. Mooi niet dus. Deze tunnel ga ik in de Quest niet doorkomen. 


Uiteindelijk fiets ik (vrijwel) 10 kilometer om via Buitenpost. Erg is het niet; alleen tijd kost het zoeken en omrijden wel. Dat wordt wel haasten straks als ik thuis ben.
Het vervolg gaat weer vrij voorspoedig. Zit voor Burgum op 100 kilometer en pedaleer nog lekker. Na Garijp is het coulisselandschap helaas op. De wind is nu strak tegen. Met een kracht vier, vijf waait hij over het kale land tussen Wartena en Grou. Ik merk dat mijn tempo terugvalt. Het kost moeite om met 28 kilometer per uur te fietsen. Beelden van Indurain (1996) komen boven: etappe naar Les Arcs. Indurain verloor 3 minuten in de laatste vier kilometer. Hongerklop. Zouden twee boterhammen met een plak magere kaas en een banaan voor deze tocht dan toch niet genoeg zijn?

Het is nog maar 12,5 kilometer naar huis, maar ik stap uit bij de snackbar de “twee gemeenten” in Irnsum. Twee blikjes Chocomelk en even de spieren strekken. Het helpt wel; de laatste kilometers gaan wat makkelijker. Heel snel gaat het niet meer. Ik houd met enige moeite de teller net boven de dertig. Maak nog even een praatje met Tom Hospes die de andere kant op Quest. Morgen gaat hij - samen met Peter de Rond - voor een brevet van 400 kilometer. Ik vraag "zet je de fiets op de auto?" "Nee joh, het is toch mooi weer". Tja, en dan heb ik na 140 kilometer de pijp al een beetje uit.... Wat een bikkels. 


Om vijf uur thuis. Een snelle douche; een halve pizza en eigenlijk te laat de auto in. Heerenveen wint met 1-0. Leuk, maar wel een beetje onverdiend.