zondag 27 mei 2012

Cambrai - Moorsel

Mijn fiets stond vanmorgen zo goed als onder het raam van de hotelkamer. Eerst ontbeten, daarna de fiets ingepakt, het hotel betaalt en omdat de douche te heerlijk was om over te slaan stap ik geheel fris de fiets in. De stad is wakker en het is opletten tussen al het verkeer. De stad is fraai (van wat ik zie) en ik verbaas me er weer eens over hoe weinig we eigenlijk van de wereld weten en kennen. Cambrai; ooit van gehoord en nooit geweest, op naar Tournai (Doornik); hetzelfde laken een pak.

Daar tussen in; het Noorden van Frankrijk. De streek van Parijs Roubaix; van mijnwerkersdorpjes en van noeste arbeid. De wegen zijn er vrij vlak, maar slecht onderhouden. In de dorpen veel leegstand en huizen in verval. De mijnen zijn al jaren dicht en de vervangende industrie biedt niet voldoende voor iedereen.




De mensen groeten vriendelijk of zwaaien even naar de fiets. Ik toeter naar de kinderen en zo is het een mooie dag. Als het wegdek het toestaat wordt de 35 kilometer aangetipt; harder hoeft niet. Heerlijk. Ik steek het spoor over en ben in de val gelokt. Kasseien. De enige echte; zowel rechtdoor als linksaf naast de twee watertorens. Kasseien. Erre à Wandignies; strook 16 in Parijs – Roubaix, 3 sterren en 3700 meter is vandaag voor de Quest en voor mij. Ik fiets met 5 kilometer per uur over de glanzende stenen en stuiter heen en weer. Soms is het niet eens meer sturen maar glibberen op het gladde profiel van de keiharde noeste kasseien. Halverwege moet ik uitwijken voor de Tractor. Ik maak een grapje “Roubaix, die kant op mijnheer?”. De boer snapt me niet. Ik zeg nogmaals “Roubaix?” en wijs. Hij knikt “ah, ja. Parijs Roubaix; die komt hier elk jaar overheen he”. Hij vraagt waar ik vandaan kom en als ik zeg dat ik vanuit Spanje terug naar Nederland fiets, zegt tie “In de Pyreneeën? Met dat ding? Ongelooflijk”. Ik voeg aan “Hier over de kasseien, dat is vrijwel even ongelooflijk, meneer, pffff”. Hij lacht stapt in en we wensen elkaar een goede reis en een mooie dag. Elk jaar kijk ik met veel plezier naar de wielerklassieker. Bewondering was er al. Na deze 3700 meter is dit meer dan verdubbeld. Hier fietsen is geen fietsen meer; het is koorddansen tegelijkertijd.


Dan ineens is er Brunehaut. België! Ik heb 1200 kilometer Frankrijk achter me liggen. Het eerste huis in België is een kroeg (en dit is geen dichterlijke vrijheid!). Een kroeg annex winkel. Iets te eten hebben ze niet (helaas) wel zijn er verse aardbeien te koop (net van het land achter de winkel); worstjes hebben ze ook (wellicht ook van het land achter de winkel). Alleen geen brood of zo. Ik zeg “Nah, laat maar, maar omdat het hier zo fraai is, doe maar een Jupiler zonder alcohol. In ben immers in België”. Ik krijg een schouderklopje van een van de gasten en beantwoord de vragen over de fiets en over de reis. Zelfs “nonkel” wordt van het land gehaald om de fiets te aanschouwen.




Tournai is de eerste grote stad die ik in België aandoe. Het is wat later dan gedacht (al tegen 14:00 uur en nog maar 68 kilometer gefietst) maar de heuvels en de slechte wegen (grote platen beton, met sleuven er tussen) halen het gemiddelde niet omhoog. Het stadje oogt leuk, oud en Vlaams. Het terras is prima maar de bediening pet. Al met al kost het me een uur om een bak koffie en een broodje te bestellen, op te eten (ging toch aardig snel) en te betalen. Net na drie uur fiets ik de stad uit.
De eerste veertig kilometer gaan door de heuveltjes. Klote dingen, die heuveltjes; 6% blijft 6%; zelfs als de afstand niet zo heel lang is. Het is hier dichter bevolkt dan in Frankrijk. Overal zijn er huizen en wegen of weggetjes te zien. Smal en geregeld eenrichtingsverkeer. Dat laatste wist ik ook niet toen ik de rit plande. Ik negeer het bord (verboden in te rijden) en na 500 meter bij de eerste tractor snap ik het waarom van het bord. Dit herhaalt zich nog een aantal keren. Omdat ik me verantwoordelijk voel (ik rijd hier fout) vind ik elke keer dat ik ook ver de berm in moet.



In Lessines een bak koffie op het terras. De hele familie “de helaasheid der dingen” (pracht film en boek) is aanwezig en vraagt met een Waals dialect van alles tot en met nog wat (tot hoe mijn vrouw me hier eigenlijk volgt… tja… ). Ik versta maar de helft (en soms minder) en vind het afscheid niet onoverkomelijk. Daarna zoek ik de route maar rij verkeerd. Ik mis (zo blijkt later) een piepklein steegje. Ik keer op de weg, maar moet lastig flinstonen om het rondje te kunnen maken. Een heer op het trotoir houdt me aan. “Ho, stop, dit is eenrichtingsverkeer”. “Ach, het is maar een klein stukje, ik ben verkeerd gereden”. “Nee, dit mag niet, waar moet u heen?”. “Richting Aalst, meneer”. “Ah, dat is makkelijk, dat is die kant op” en hij wijst in de richting die ik niet wil. “Zal ik u helpen?” zijn handen grijpen al richting fiets, terwijl mijn voeten op de grond staan. “Nee, meneer, als u me nu duwt, zijn mijn voeten stuk”, antwoord ik een beetje pissig. “Ik wil gewoon 25 meter die kant op, daar links af en dan zit ik weer op de route van St. Jacques.” “Ah, ok, nu snap ik het, de route van St. Jacques; een mooie dag dan maar verder”. Hij groet en loopt verder alsof er geen conversatie geweest is. Het gehele tafereel doet denken aan een scene uit de dierenwinkel van Jiskefet. Na drie keer manoeuvreren lukt het me om veilig de draai te nemen en als ik links af door het steegje ga; een heel vreemd achterbuurtje doorfiets en een brug overdraai, sta ik zomaar op wellicht het meest bijzondere fietspad van de Benelux. Ik mag vanaf hier 40 (!) kilometer de oever van het riviertje de Dender volgen. Over het jaagpad. Heel mooi geasfalteerd en van een onwaarschijnlijke schoonheid. Ik suis langs het water, zachtkens en haast zonder geluid. Met een snelheid van rond de 27 kilometer per uur. Harder moet hier niet. Het fluitenkruid staat zo hoog dat ik geregeld verstopt rijd over het pad. “Als zij met niet zien, moet ik hun maar zien”, denk ik en zo fiets ik ook. Behoedzaam en genietend. “Wauw; wat bijzonder; wat is het leuk om hier te fietsen” Elke keer als de GPS aangeeft dat er weer een afslag volgt, hoop ik dat het niet het einde van de tocht is. Ik fiets onder de auto’s op snelwegen door; onder treinbruggen; langs dorpjes en steden; langs sluizen, vissers, ganzen en koeien. Zonder auto’s zonder kabaal en enkel door de natuur. Ik fiets over het grote cadeau dat België haar fietsers gegeven heeft. Het jaagpad langs de Dender.





In Aalst is het over (en wel per direct; naast me een grote stinkende chemische fabriek) en op naar Moorsel. Daar heb ik (na 152 kilometer) een bed en breakfast besproken. In een oude brouwerij. Nederland komt dichtbij. Thuis ook. Heerlijk.



2 opmerkingen:

  1. Wauw! Wat een geweldig verhaal.
    Wat een mooie streek. In elk geval heb je het een mooi beschreven.
    Ik heb de letters opgezogen als een spons.
    Wat een cadans en ritme. Genoten! Dank.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Weer een mooi verhaal en hele mooie foto's. Frankrijk doorkruisen lijkt toch redelijk snel te gaan (vanaf mijn buro in NL). Succes met de laatste loodjes.

    BeantwoordenVerwijderen