zaterdag 19 mei 2012

Valence - Châtellerault

De schrik zat er in, vanmorgen. Gisteravond al goed naar het weerbericht gekeken. Poitiers 9mm regen, geen drup zonneschijn. Dat is bijna snorkelen. De oude dame in Valences is aardig; maar om hier nu een dag rust te nemen; nee; ik vrees dat ik me zou gaan vervelen. Om kwart over zeven nog maar een keer de buienradar erbij gepakt. Aai… Een regenwolk groter dan ons land drijft recht op Valences af. Om kwart voor negen zou hij het dorpje opgezwolgen hebben, zo vertelt de verwachting.
Ik snel het bed uit; alles gepakt en klaar gemaakt voor de reis “Ik wordt nat, vandaag, maar elke minuut dat ik die wolk voorblijf is meegenomen”. Om tien voor acht zit ik bij de oude dame aan tafel te genieten van het ontbijt (geroosterd brood met een zacht ei). Ze heeft extra veel koffie voor me gezet zodat ik ook wat meekan nemen voor onderweg. Ik vertel haar dat het zo gaat regenen. Ze zegt “Nou, volgens mij valt het wel mee hoor”. Ik laat haar de buienradar op mijn iPhone zien “Zo, dat is een boel”, is haar onderkoelde antwoord. Echt onder de indruk is ze niet.

We nemen afscheid met een foto (ik sta nu ook op een heus rolletje) en hup; op pad. Het is weer klimmen en dalen wat de klok slaat. Door dezelfde vriendelijke omgeving als gister; wat kleine riviertjes worden overgestoken, wat loofbossen doorkruist en wat kleine stille dorpjes geschampt.



Mijn snelheid is niet hoog; een gemiddelde van 17 kilometer per uur, maar ik vind dat het heerlijk gaat. Om negen uur nog steeds geen drup op mijn kop. Ik kijk geregeld in de spiegel en denk “zo lang ik nog geen regenwolken zie; houd ik het minstens 5 minuten droog”. Om half elf ben ik in Charroux; een fraai plaatsje met een rare toren (St. Saveur) uit 1095. Het is altijd al een plaats geweest met veel “vreemdelingen”. In de middeleeuwen trokken jaarlijks een 25.000 pelgrims door Charroux; op weg naar een belangrijke bedevaart. In de kroeg naast de markt uit de 16e eeuw (en een haast even oude eend uit de 20ste) word ik vriendelijk geholpen door Engels stel. Ze woont hier al tien jaar, maar ooh… dat Frans; ze heeft het nog steeds niet onder de knie…



Sweerman schrijft in het routeboek dat na Charroux het terrein weer flink heuvelachtig wordt. Dat klopt, weet ik uit ervaring en ik krijg het dus makkelijker. De kilometers tussen Charroux en Poitiers zijn de mooiste die ik tot nu toe in Frankrijk zie. Licht golvend; eenvoudig te befietsen over slingerende landweggetjes waar vrijwel geen auto raast. De bermen zijn vol van Fluitenkruid, Klaver, Klaproos, Pinksterblom, Wilde Margrieten, Boterbloem en als de akkers dan ook nog met Koolzaad worden ingekleurd ga ik vrijwel uit mijn dak.




Ik rijd in een landschap van Monet (de klaprozen in Argenteuil) en hoor mezelf af en toe roepen “wauw… wat mooi hier”. Een waar feest van zo’n dertig kilometer.

Poitiers komt in zicht; op de borden. De stad zie je niet. Het heet de stad van de kerken, maar hoe ik ook tuur, geen toren te ontwaren. Inmiddels is het eindelijk (hard) gaan regenen: niet erg we hebben het bijna 100 kilometer droog gehouden. Ik fiets eerst het industrieterrein over en dan door een troosteloze buitenwijk waar veel kapot is gemaakt. Ben blij als ik in een oud stadsdeel ben en langs een kleine straat de rivier de Vienne volg. Maar ook dan zie ik nog niets van Poitiers. Tussen de struiken door zie ik zo nu en dan de rivier en eindelijk ook een kerk.



Ik stop voor een paar foto’s denk “Nu zal ik wel zo in het centrum zijn”. Op dat moment fiets ik eigenlijk de stad alweer uit. Ik heb geen zin om in de regen te gaan zoeken, vind het wel prima zo. Ik stap een kroeg binnen en bestel twee croissantjes (die liggen onder een stolp op me te wachten) en een fikse bak koffie. Nog een half uur; dan moet het droog zijn zegt de iPhone. Ik vertrouw sinds vanmorgen eerder oude dames dan een buienradar; ik zal het met deze informatie moeten doen.

Tegen vier uur fiets ik een droge stad uit. De route is niet geweldig; lelijk kan ik hem ook niet noemen. Slordige dorpen, wat drukkere wegen en meer troep overal. Onmiskenbaar de sporen van een grote stad.

De volgende stad Châtellerault blijkt plotseling achter een spoorwegtunneltje te liggen. Een drukke weg volgt en omdat het aantal overnachtingsplaatsen verderop niet al te dik gezaaid is, ga ik op zoek naar een hotel.


Op de route de stad door kom ik niets tegen en ik besluit Bookings.com te raadplegen. Op het industrieterrein ten noorden van de stad zijn een paar bio-industrie hotels met kamers vrij. Niet te ver van mijn route. Ik zit nu - na 135 km - in een lemon-hotel met wc en douche op de gang. Een soort van Refugio voor de vertegenwoordiger of de vakantieganger op doorreis. Voetbal staat op de achtergrond aan; er is internet; dus ik vind het allemaal wel best.



1 opmerking:

  1. Ja, ziet er allemaal erg Frans uit, weet het nog van die keren dat ik er ook gefietst heb.
    Ik merk dat je ook tijd hebt om ander nieuws te lezen, nou geniet ze.
    Gr. Peter

    BeantwoordenVerwijderen