Gistermiddag werd ik gebeld dat mijn afspraak om negen uur
niet door kon gaan. Nog voordat de beller uitgesproken was wist ik al waar deze tijd opgevuld zou worden. In de Quest, heerlijk! Vanmorgen meteen de fietskleren aan. Daarna gebogen
achter Basecamp op de computer verschillende routes getekend.
Uiteindelijk kies
ik voor Earnewald via de Veenhoop. Dat zijn vandaag zomaar twee pontjes. Ik
controleer nog even of ze al in de vaart zijn. Het geluk is aan mijn kant: beide
varen. Volgens de website (2012) doet de ambtenaar in de Veenhoop een middagdutje
om half een. Ik kan me nauwelijks voorstellen dat dat nog steeds zo is. Ach, we zien
het wel.
Zonder haast gaat het over de Grienedyk langs het Sneekermeer. Een dijkje in de 12e
eeuw aangelegd en vorig jaar opnieuw voorzien van nieuw asfalt. Een laag
waardoor ik er nu kan fietsen. Vorig jaar was de dijk te rond en had ik altijd
enige angst er op een gegeven moment van af te rollen. Nu ligt hij er bij of
hij weer een 900 jaar aankan.
In de berm begint het koolzaad te bloeien. Nog
even en de bermen zijn helemaal een feestje hier.
In Nes (net na Akkrum) wacht ik even voor de brug over de
Boarn en vervolg dan mijn weg over de Klearsterwei. Eigenlijk let ik daar
alleen maar op de enorme betonnen watertoren (die ik ooit wilde kopen en die een paar
jaar geleden als lamp met lampenkap was verkleed). Omdat ik nu geen tempo heb
valt ook het kerkhof op een terp aan de andere kant me op.
De terp – zo staat er op een bordje te lezen – stamt uit
1208. Toen stond er een groot en machtig klooster op. In 1580 –
na de reformatie – ontdeed Friesland zich van veel katholieke bolwerken. Het
klooster raakte in verval en een deel van de terp werd gebruikt voor de
bemesting van de landbouwgrond. Een Romeins koperen wierrookvat en de zerk van
een commandeursgraf werden in 1907 opgegraven. Het vat ligt in het museum. De
oude grafzerk bij de klokkenstoel.
Ik fiets over oude dijkjes en slinger door het open landschap.
Veel grind op de weg; harder dan 30 is hier niet verantwoord. Het zijn
mooie oude namen als “Sodumerdyk”, “Sorremorre”, “Botmar”, en “Pean” waarover
of waarlangs ik fiets. Ik kijk op de Garmin hoe laat het is als ik de
Kraenlânswei opdraai richting de Veenhoop. Net half een geweest. “Als het nog
dezelfde ambtenaar is, kan ik straks met een beetje smoor omkeren. Als ik nu
naar de vogelhut van de Kraanlanden loop, heb ik een mooi plekje voor mijn
“snelle Jelle” en misschien ook nog een verstandige keuze gemaakt”.
Ik zet mijn fiets vast en loop een anderhalve kilometer naar
de vogelhut. De Kraanlanden is een gebied met petgaten waar een hele
meeuwenkolonie al broedende een enorme herrie maakt. Ook diverse steltlopers,
de onvermijdelijke ganzen en een buizerd vinden hier hun plek. Rond de hut zelf is het vrij rustig. Het kost me enige moeite om de luidruchtige Rietzanger te vinden en daarna op de kiek te krijgen. Mijn Snelle Jelle
smaakt hier prima en het blijft een boeiend schouwspel al die drukke vogels en
vogeltjes.
De pont over de Kromme Ee vaart tegenwoordig de hele dag
door. Voor een euro vijftig wordt je overgezet. De veerbaas en ik vinden alle twee dat hij
het mooiste beroep van de wereld heeft. De Ee ligt er vredig bij, nog weinig scheepvaart en als we bij de overkant zijn, is de veerbaas sneller bij zijn hengels dan ik in de fiets. "Ik krijg er nog voor betaald ook", roept hij me na.
Nu beginnen de
“eigenlijkzouikhiernietmoetenzijnmetdequest” fietspaden. Een smal schelpenpad
langs de Headamsleat en de Krûsdobbe. Gelukkig
is het rustig. Ik fiets hier voor het eerst en als ik langs de uitkijktoren Romsicht
kom, dan moet ik er even uit. Het is er fraai. De vogels hebben zich
weer goed verstopt. Ik loop het pad wat af voor een sanitaire stop. En jawel;
net op dat moment zie ik een vogeltje
(ik denk een tjiftjaf) dicht bij me in een struik zitten. Nog voordat mijn
schoenen nat kunnen worden, laat staan voordat ik mijn camera kan pakken, is
hij weer vertrokken.
Het schelpenpad slingert nog een paar kilometer verder tot
het volgende pontje over it Wiid (deze kost maar één euro) en ik vervolg mijn
weg over de Ds. van der Veenweg. Tussen de petgaten loopt mijn favoriete vogel rond. Her en der staan nesten. De meesten zijn bewoond en het
klepperende geluid is vanuit verschillende nesten tussen de stilte door te
horen. Ik stop een paar keer voor wat foto’s en verbaas me er maar weer eens
over hoe mooi de wereld is.
Aan de trage kilometers (10 kilometer met een gemiddelde van
18,5 per uur) komt nu zo ongeveer een einde. De brug af over het Margrietkanaal
en hop, ik weet de 40 km per uur vast te houden tot aan Warga. Na dat dorp is
het bekend terrein. Via Aegum, Reduzum terug naar Sneek. Vanaf Reduzum fietst
het weer tegen of net over de 40. Als ik mijn fiets na bijna 70 heerlijke
kilometers in de steeg zet, is mijn gemiddelde toch weer mooi op 32km/u
uitgekomen. Onbelangrijk dat wel. Maar mijn conditie schiet omhoog. En dat is lekker.