donderdag 23 april 2015

Pontjes

Gistermiddag werd ik gebeld dat mijn afspraak om negen uur niet door kon gaan. Nog voordat de beller uitgesproken was wist ik al waar deze tijd opgevuld zou worden. In de Quest, heerlijk! Vanmorgen meteen de fietskleren aan. Daarna gebogen achter Basecamp op de computer verschillende routes getekend. 
Uiteindelijk kies ik voor Earnewald via de Veenhoop. Dat zijn vandaag zomaar twee pontjes. Ik controleer nog even of ze al in de vaart zijn. Het geluk is aan mijn kant: beide varen. Volgens de website (2012) doet de ambtenaar in de Veenhoop een middagdutje om half een. Ik kan me nauwelijks voorstellen dat dat nog steeds zo is. Ach, we zien het wel.

Zonder haast gaat het over de Grienedyk langs het Sneekermeer. Een dijkje in de 12e eeuw aangelegd en vorig jaar opnieuw voorzien van nieuw asfalt. Een laag waardoor ik er nu kan fietsen. Vorig jaar was de dijk te rond en had ik altijd enige angst er op een gegeven moment van af te rollen. Nu ligt hij er bij of hij weer een 900 jaar aankan. 
In de berm begint het koolzaad te bloeien. Nog even en de bermen zijn helemaal een feestje hier.


In Nes (net na Akkrum) wacht ik even voor de brug over de Boarn en vervolg dan mijn weg over de Klearsterwei. Eigenlijk let ik daar alleen maar op de enorme betonnen watertoren (die ik ooit wilde kopen en die een paar jaar geleden als lamp met lampenkap was verkleed). Omdat ik nu geen tempo heb valt ook het kerkhof op een terp aan de andere kant me op.



De terp – zo staat er op een bordje te lezen – stamt uit 1208. Toen stond er een groot en machtig klooster op. In 1580 – na de reformatie – ontdeed Friesland zich van veel katholieke bolwerken. Het klooster raakte in verval en een deel van de terp werd gebruikt voor de bemesting van de landbouwgrond. Een Romeins koperen wierrookvat en de zerk van een commandeursgraf werden in 1907 opgegraven. Het vat ligt in het museum. De oude grafzerk bij de klokkenstoel.

Ik fiets over oude dijkjes en slinger door het open landschap. Veel grind op de weg; harder dan 30 is hier niet verantwoord. Het zijn mooie oude namen als “Sodumerdyk”, “Sorremorre”, “Botmar”, en “Pean” waarover of waarlangs ik fiets. Ik kijk op de Garmin hoe laat het is als ik de Kraenlânswei opdraai richting de Veenhoop. Net half een geweest. “Als het nog dezelfde ambtenaar is, kan ik straks met een beetje smoor omkeren. Als ik nu naar de vogelhut van de Kraanlanden loop, heb ik een mooi plekje voor mijn “snelle Jelle” en misschien ook nog een verstandige keuze gemaakt”.

Ik zet mijn fiets vast en loop een anderhalve kilometer naar de vogelhut. De Kraanlanden is een gebied met petgaten waar een hele meeuwenkolonie al broedende een enorme herrie maakt. Ook diverse steltlopers, de onvermijdelijke ganzen en een buizerd vinden hier hun plek. Rond de hut zelf is het vrij rustig. Het kost me enige moeite om de luidruchtige Rietzanger te vinden en daarna op de kiek te krijgen. Mijn Snelle Jelle smaakt hier prima en het blijft een boeiend schouwspel al die drukke vogels en vogeltjes.





De pont over de Kromme Ee vaart tegenwoordig de hele dag door. Voor een euro vijftig wordt je overgezet. De veerbaas en ik vinden alle twee dat hij het mooiste beroep van de wereld heeft. De Ee ligt er vredig bij, nog weinig scheepvaart en als we bij de overkant zijn, is de veerbaas sneller bij zijn hengels dan ik in de fiets. "Ik krijg er nog voor betaald ook", roept hij me na.


Nu beginnen de “eigenlijkzouikhiernietmoetenzijnmetdequest” fietspaden. Een smal schelpenpad langs de Headamsleat en de Krûsdobbe. Gelukkig is het rustig. Ik fiets hier voor het eerst en als ik langs de uitkijktoren Romsicht kom, dan moet ik er even uit. Het is er fraai. De vogels hebben zich weer goed verstopt. Ik loop het pad wat af voor een sanitaire stop. En jawel; net op dat moment zie ik een vogeltje (ik denk een tjiftjaf) dicht bij me in een struik zitten. Nog voordat mijn schoenen nat kunnen worden, laat staan voordat ik mijn camera kan pakken, is hij weer vertrokken.



Het schelpenpad slingert nog een paar kilometer verder tot het volgende pontje over it Wiid (deze kost maar één euro) en ik vervolg mijn weg over de Ds. van der Veenweg. Tussen de petgaten loopt mijn favoriete vogel rond. Her en der staan nesten. De meesten zijn bewoond en het klepperende geluid is vanuit verschillende nesten tussen de stilte door te horen. Ik stop een paar keer voor wat foto’s en verbaas me er maar weer eens over hoe mooi de wereld is.




Aan de trage kilometers (10 kilometer met een gemiddelde van 18,5 per uur) komt nu zo ongeveer een einde. De brug af over het Margrietkanaal en hop, ik weet de 40 km per uur vast te houden tot aan Warga. Na dat dorp is het bekend terrein. Via Aegum, Reduzum terug naar Sneek. Vanaf Reduzum fietst het weer tegen of net over de 40. Als ik mijn fiets na bijna 70 heerlijke kilometers in de steeg zet, is mijn gemiddelde toch weer mooi op 32km/u uitgekomen. Onbelangrijk dat wel. Maar mijn conditie schiet omhoog. En dat is lekker.



maandag 13 april 2015

Met 15 kilometer per uur het meer langs...

Kon het niet laten…. Vandaag toch maar weer een stuk gefietst. Niet heel ver. Een vijfenzestig kilometer gleed ik met de Quest door het Friese Landschap. Eerst over het fietspad langs het spoor naar Oudega. Halverwege er even uit om vanaf een “uitkijkplateau” het Hissamar over te turen. Een ondiep watertje (verdronken weiland) waar op dit moment zo’n 40 vogelsoorten broeden.



Daarna langs de Brekken over het te smalle fietspad naar Workum. Elke jaar schrijf ik wel twee keer dat ik hier niet moet fietsen en dat dit de laatste keer is. Maar het is er zo mooi he; ik kan het niet laten. En op een maandag met weinig tegenliggers kan het net. Met 15 kilometer per uur het meer langs.




Vanaf Workum gaat het slingerend naar Gaast. Een slaperig mooi dorpje aan het IJsselmeer. Daar de ganzen uitgezwaaid en met de lammeren gehuppeld.



  
Aan de oever van de sloot toegekeken hoe “moeder fuut” probeert me bij haar drijvende nest weg te lokken.




Daarna op naar Piaam. De vogel hut biedt niet al te veel spektakel. In de (hele verre) verte drie witte reigers en wat meeuwen die op de golfjes drijven. Ik loop terug naar de fiets als er een Tjiftjaf (??) zo aardig is om even voor me op een tak te poseren. Wat een mazzeldag!




Daarna slingert de Quest over duizend jaar oude dijkjes terug naar Sneek. Laat de rest van de lente ook maar komen.

donderdag 9 april 2015

Ooievaar(wel?)

Vandaag scheen de zon. Maar eerst mijn werk af. Het voelde zowaar als na de eerste keer buiten voetballen. Vol verlangen tuur je het klaslokaal uit; nog een half uur en dan mag het.

Het plan is een simpel rondje Sneekermeer. Met name omdat ik “mijn” ooievaar wil begroeten. Wie af en toe mijn blog leest kan het niet ontgaan zijn. Ik “heb wat” met die vogels.  En “mijn ooievaar” is de mooiste.
Die woont namelijk aan een fietspad. Aan het fietspad tussen Joure en Terhorne. Als je wilt – en dat wil je gelukkig niet – dan kun je haar al fietsend aaien. Sinds ik hier fiets – 2007 – begroet ik de vogel elk voorjaar en maak ik weer (teveel) foto’s van haar. Een soort ritueel dat de lente echt begonnen is.


De foto hierboven is van 2013 en siert zelfs mijn profiel op de site voor (amateur)fotografen flickr.

Vandaag is het nest leeg. De wilg staat vers geknot en stil verlaten naast het pad. Ik tuur de lucht en de weide af; geen ooievaar. Ik stap uit en besluit wat foto’s te maken van de buurvrouw en buurman die wel keurig hoog op hun nest zitten te klepperen. Het is wederom een fascinerend gezicht.




Maar “mijn ooievaar”, nee, die is er niet. Twee jongens van een jaar of dertien, veertien sleutelen driftig aan een oude brommer. Het ding start en de lucht wordt blauw (“oh, geen wonder”, denk ik). Gelukkig slaat het ook weer af. Ik roep naar de knapen of de ooievaar voor hun huis al gesignaleerd is. “Nee”, zegt de oudste jongen onverschillig en gaat door met het wild draaien aan een moer van de brommer. “Ach, wat jammer nu, ze zijn zo mooi en bijzonder”, antwoord ik zonder rekening te houden met de toehoorders. De knapen kijken mij even verbaasd en daarna elkaar aan. Hun houding verraad hun gedachten “… die vent is gek… ”

Ik vraag me af of het nu wel lente wordt en fantaseer waar het onderweg vanuit Afrika mis kan zijn gegaan.  De gedachte dat ze misschien gewoon wat laat zijn dit jaar, troost nog niet. We zien wel.

Dat het lente wordt bewijst een paar kilometer later het Sneekermeer. Het licht is verstild en een eerste zeilboot glijd naar de einder. Ook hier stap ik uit en neem ik de tijd om de stille wereld vanaf de steiger op te slaan.





Weer zoveel moois op één eenvoudig fietsrondje. Ik geniet en ondanks de ooievaar voel me bevoorrecht.

woensdag 8 april 2015

Traag Zuidfriesland door

Vanmorgen – net als gisteren, trouwens – schuif ik hoopvol het gordijn opzij. Ik hoop op wat blauws in de lucht en op bomen die niet al te veel heen en weer bewegen. Ik geloof niet dat ik het mazzel moet noemen; maar aan 50% van de voorwaarden was voldaan. De bomen stonden statig stil in een nevel die het in het midden hield tussen mist en motregen. Dit is geen fietsweer…. echt niet.

Met enig verlangen draai ik wat later de luxaflex van mijn werkkamer open. Zonet met mezelf een afspraak gemaakt: de wereld is van mij en mijn fiets zodra er een stukje blauw te zien is. 

Iets voor twaalf is het meeste vocht opgelost en het lijkt zelfs op flauw zonlicht dat de straat verlicht. Ik kleed me snel om; neem een fikse maaltijd; grijp mijn fotospullen, wat extra water en de traditionele banaan en rol de Quest de straat op.
Helaas is het toch een beetje “doen alsof”, dat van die zon. Het is geen slecht weer, het is ook niet geheel vies grijs. Maar zon? nah… zo kan ik het niet noemen.

De  fiets ziet er na mijn koprol van vorige week gehavend uit. M’n Quest onwaardig, moet er echt wat aan gaan doen. “Zelfde kleur, dat wel”, mijmer ik, en de sticker van de Camino moet bewaard blijven. Ik fiets voorzichtiger merk ik. Haal de twintig niet bij een scherpe bocht en zet in de stad ook niet aan. Ik laat me met het overige verkeer meedrijven (hé, brug open.. lente).
Vlak voor de ringweg wordt het fietspad breder. Meestal versnel ik hier. Nu moet ik stijf in de remmen. Opeens – dat is zonder waarschuwing, of zonder een waarschuwing die ik gezien heb – blijkt dat de fietstunnel volgebouwd is met steigermateriaal. Hier kom ik niet sturend door. Echt niet. 



De fiets op de handrem (het loopt hier vrij stijl naar benee) en ik neem me voor om uit te stappen. Langzaam gaat de fiets rollen. De rem is niet sterk genoeg afgesteld. Dit risico is me te groot. Ik “flinstone” een tien meter  achteruit, waar het wat minder stijl is en stap uit. Vervolgens manoeuvreer ik de fiets met veel moeite door de te nauwe doorgang. “Jee”, denk ik, “wat zullen die moeders met fietskarren straks mopperen”. Dit is echt te krap. Hier kan alleen een bukfiets zonder poespas amper langs.

De volgende 20 kilometer naar Oosterzee zijn niet spectaculair. Het valt me op dat de beloofde windrichting niet klopt (zijwind in plaats van meewind) maar verder “zoef” ik met een 35 per uur over het asfalt. Net als na de vorige crash heb ik het idee dat de sporing van de fiets minder optimaal is. De fiets versnelt niet automatisch meer. “Maar Klaas, dit is je tweede tocht, het zou me niets verbazen als jij nog niet automatisch versnelt, jongen…” zegt iets in mijn hoofd. Ook dat is waar, (heel waar). Bij Oosterzee begint mijn tocht. Eerst de polder door en dan een kilometer of acht heerlijk langs de Grietmansdyk van Lemmer naar Schoterzijl. “Hier begint officieel de stilte en nemen de vogels de regie over”. 

Het tempo blijft zo rond de 35 en ik herken de plekken waar de fiets met malheur op de kant heeft gelegen. Mijn Alleweder in 2007 links voor lek; geen geld en geen reparatiespul mee. De boer had ook geen materiaal (Nee, trekkerbanden plak ik niet), Uiteindelijk is de mobiele fietsenmaker langs geweest en leende ik wat geld van de boer. Nog diezelfde middag teruggebracht, dat wel, maar daarom niet minder top van de boer.  En bij die boerderij voor het eerst een klapband; achterband helemaal aan gort. Van de mobiele fietsenmaker (ja hij weer) een “kindermountainbike” bandje gekocht. Fietste prima! En ginder, gewoon een keer lek. Maar wel met blote knieën in een mierenhoop.

Nu zonder pech de voormalige Zuiderzeedijk onderlangs. Schoterzijl wordt vlot gehaald en vanaf hier fiets ik langs de rivier de Tjonger de Stellingwerven in. Oh, kijk… vier witte reigers in het veld. Net te ver voor een fraaie foto. Maar zo mooi om ze te zien. Waar die vogels normaal vis eten, schijnen ze de laatste maanden overgestapt te zijn op muizen. De muizenplaag hier is zo groot dat de reiger alleen maar zijn snavel hoeft open te houden om…. 

Ik kijk nog even en fiets dan weer door. De Tjonger schittert haast zilverachtig. De zon schijnt niet eens, maar het gemaaide riet aan de overs heeft een wit gele kleur waardoor het water ook oplicht.  



Zat vogels hier. Kieviten, wulpen, scholeksters, grutto’s, smienten, bergeenden, zwanen en dan vliegt er opeens ook een heuse lepelaar over.
Tuurlijk stop ik en stap de fiets uit. De mooie vogel zit op enige afstand, maar vliegt daardoor ook niet weg. Ik heb ruim de tijd om wat foto’s te maken. Wow.. wat is dit mooi. Wat is dit prachtig. Een kwartier lang blijf ik in de berm zitten en geniet van al de rust en het spektakel van de vogels hier. Zomaar, langs de weg en vlak tegen het dorp aan.




“Dat wordt nog wat”, schiet het door mijn hoofd, “de echte natuurgebieden komen nog”. Een paar kilometer verderop is het Brandemeer. Een mooi laagveenmoerasgebied met veel petgaten verscholen achter het riet. Het schelpenpad is eigenlijk niet geschikt voor een Quest, maar ik verwacht geen tegenliggers en oh, het is er zo mooi stil.




De vorige keer struikelde je haast over de vele smienten. En vandaag. Vandaag is er geen vogel te bekennen. Ik snap er niet veel van. De wind is vrij zwak, de temperatuur niet onaardig, dus wat zorgt er nu voor dat de vogels vandaag niet voor 450 hectare Staatsbos, maar voor het ondergelopen land van boer Jansen uit Langelille kiezen.   

Het blijft leuk fietsen. Met niet meer dan tien kilometer per uur over het schelpenpad en de zacht veengrond ernaast. De Tjonger wordt een paar kilometer verderop overgestoken in een zelfbedieningspont. Je mag zelf draaien aan de lier.
Daarna zit ik vlak bij mijn favoriete vogelkijkhut in het Easterskar. Ik heb nog tijd om even de schoonheid van het meertje in te ademen. De nodige ganzen dobberen rond en beschermen hun grote liefdes. Je ziet ze altijd hier.



Maar het blijven mooie beesten en ik blijf ze graag bekijken. Ik praat wat met de andere bezoekers en dan volgt het laatste stuk. Eerst naar Joure en vanaf daar de bekende weg naar Sneek. Zo’n tachtig kilometer op de teller. Eigenlijk wat te veel voor een (vrijwel) eerste tochtje. Ik denk dat ik het morgen wel eens met mezelf zal zijn. Maar ach… tis goed voor de calorieën en het lijf, zo beweert men…