zaterdag 26 mei 2012

Compiegne - Cambrai

Keurig netjes om 8:00 uur aan het ontbijt. Toch rijd ik pas tegen elf uur de stad uit. Ik ben op zoek naar een nieuwe achterband. Het liefste een Schwalbe Marathon. “De gewone graag; niet de Plus en als u hem heeft in de maat 26*1.95”. Dit zinnetje heb ik de afgelopen nacht tweetalig meermalen gedroomd. De band van mijn grote vriend Francis blijft een van de mooiste achterbanden die ik ooit gezien heb. Maar hij zwalkt wat Frans in de bochten en hij vraagt veel energie om op gang te komen.
Van twee aardige mensen uit Hoofddorp had ik het adres gekregen van een goede fietsenmaker. Nog vlak bij het hotel ook. Voordat ik er met mijn fiets heen rijd, wil ik eerst weten welke banden hij heeft en of er plek is om de Quest van nieuw schoeisel te voorzien. Het is een kwartiertje wachten voordat een jonge knaap open doet. Zijn winkel ademt passie voor fietsen en van voor naar achter en van onder tot boven is de winkel gevuld met velgen, wielen, helmen, fietsen en…. banden. Hele rekken. Het is te fraai om waar te zijn. Ik kan zowaar kiezen tussen een plus en de marathon “origional”. Wauw… die wil ik. Het is wel de 1.75; maar das prima. Ik zeg tegen de jongen dat ik mijn fiets ga halen en als hij het leuk vind, dan mag hij helpen.

In het hotel neem ik nog snel een douche en pak ik mijn spullen en de Quest in. Een stukje de stad door en dan kan de fiets op zijn kant bij de fietsenmaker van Compiègne. Parijs – Roubaix start in deze stad; wellicht verklaart dat de liefde van de man voor zijn vak. “C’est un Flevobike?” is het eerste wat hij zegt als hij de fiets ziet. Daarna krijg ik een opmerking over de velgen van de voorwielen. Hij importeert ze zelf ook; als enige in Frankrijk. Vervolgens legt hij met liefde m’n nieuwe Schwalbe Marathon om het achterwiel. Zonder een druppie zeep, gewoon met de toppen van zijn vingers. Ik betaal hem en trakteer hem op een ijsje uit de grote ijscokist van zijn buurman de groenteboer. De band van Francis zit achter in de fiets. Als reserve. Maar veel meer als relikwie van een Pelgrimstocht (okay, als souvenir uit Frankrijk).

De Marathon krijgt direct de kans om te laten zien wat hij kan. Het is vrijwel vlak hier en als verassing mogen de eerste 15 kilometer na de stad afgelegd worden in een fraai loofbos. “Ik Quest weer” gonst het door mijn hoofd. De snelheidsmeter geeft 32 aan; met gemak en zonder moeite. Ik trap wat bij om het tempo hoog te houden. Heerlijk! Op het Internet is een discussie gaande over wat de beste vakantieband is. Volgens mij is er maar een echt heel goede vakantieband, maar volgende week als ik thuis ben durf ik het pas hard op te zeggen.



In Noyon besluit ik om de snelste route even vaarwel te zeggen en het stadhuis en de Kathedraal te bezoeken. Ik stuiter over de kasseien het aardige centrum door. Dit is eigenlijk niet te fietsen. Wellicht een idee voor Wim (en ik doe vast mee); als de Risse voordempers er zijn: Parijs – Roubaix als ultieme testomgeving.


De Kathedraal is Kathedraal. Groot en groots. In de nissen verschillende kleine kappelletjes; het geeft iets intiems terug aan de immense 13e eeuwse kerk. Ik brand een kaars en ga weer op pad. Uitgezwaaid door de enthousiaste koster die het wel bijzonder vond dat een haast buitenaards wezen zijn kerk bezocht.



De streek lijkt steeds meer op Wallonië en begint na Noyon weer aardig te golven. Af en toe zie je de kasseien liggen als ondergrond voor de geasfalteerde weg; af een toe kom je een strookje kasseien tegen. Napoleon heeft in deze streek (steenkool) veel kanalen laten graven. Ik steek het kanaal van St. Quinten meerdere malen over en altijd liggen er schepen te wachten bij de sluis. Verderop zijn er tunnels waar de schepen door heen gaan. Tot voor kort werden ze met een elektrische lier de tunnels (van wel 5000 meter lang) door getrokken. Het lijkt me best een leuk alternatief voor de fiets; ooit…



Verder rijd ik kilometers tussen de graanvelden en geniet ik van de natuur: het koolzaad heeft plaatsgemaakt voor de boterbloem en de schelde die hier ontspringt biedt plaats aan een paar waterhoentjes. Vlak voor Cambrai fiets ik langs de Abdij van Vaucelles. Men is druk aan het restaureren. Een paar kilometer verder op staat er een “poort” van de Abdijmuur uit de 11e eeuw verlaten in het landschap.




Een klein bordje laat zien dat dit toen ook al de route naar Santiago de Compostella was. Bijzonder blijft het; al die mensen met een doel maar zonder plan op stap.



Tegen een uur of zeven - en na 125km - komt Cambrai (Kamerrijk) in zicht. Ik vind een hotel in een parkachtige omgeving vlak bij het centrum. Omdat het hier zo heerlijk stil is, peins ik er niet over om nog de stad in te gaan.



3 opmerkingen:

  1. hoi klaas
    ik heb hier in de buurt ook een leuke test plaats voor wim gevonden, niet normaal te rijden
    parkeerplaats van maria-laach
    ik stuiterde over de weg

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Het valt me op dat de kleur van je foto's anders wordt. Zacht groen.
      Met ons rondje Nederland vorig jaar was dat ook.

      Door de tijd heen verplaatst de reiziger zich, maar het landschap om hem heen veranderd niet alleen van plek maar ook van seizoen.
      Mijn hart veranderde mee.

      Verwijderen