maandag 11 mei 2015

Geloof nooit altijd wat ze schrijven

Het was zaterdag druk in Sneek. Veel fietsers op racefietsen maar weinig keken blij of opgewekt. De meesten zagen er koud en verwaaid uit. Wat er aan de hand was? Het was me geheel en al ontgaan.

Op Facebook postte een 'aangetrouwde' neef dat hij zojuist de 11 merentocht had gefietst. Helemaal kapot was hij na 146 kilometer buffelen in de wind dwars door de Sudwest hoek. Knap hoor; 146 km op een bukfiets. Dat doe ik hem echt niet na.

Een paar uur later kwam er nog een bericht van hem voorbij “Ten reasons why you have to go out cycling”, of zo iets. De beste reason is dat je kilo’s er af vliegen; fietsen is vetverbrander nummer 1 – volgens het verhaal. “Oh, die wil ik” en ik zag mezelf ook al in zo’n strak geel of rood fietsshirt met sponsornamen rondtoeren in plaats van mijn (geweldige) Icebreaker xxl shirt, “als mijn neef het zegt, dan klopt het vast! Die tocht… die 11 merentocht… dus dat is zijn geheim”.

Vanmorgen was ik om 7 uur was ik zo maar wakker. Weer zag ik dat fietsshirt door mijn slaperige wimpers aan de binnenkant van mijn ogen en nog geen twee seconden later hadden mijn voeten de grond naast bed gevonden. “It sil heve”. Korte broek aan (mooi weer), fietssokken en deze keer nog het Icebreaker shirt.

Beneden eerst het gezin in de keuken voor de voeten gelopen (“wat doe jij zo vroeg?”.” Ik ga vandaag de 11 merentocht fietsen!”). Daarna de route gedownload. Ik vond een gps track van de tocht uit 2013, maar aangezien alle 11 meren nog precies op dezelfde plek liggen, durfde ik de gok te nemen. 
Wel had ik wat andere plannen voor het Tjeukemeer. “Als ik daar recht doorfiets, dan kom ik langs mijn favoriete vogelhut. Heb ik er 40 kilometer op zitten. Mooi plekje voor de eerste koffie. En dan neem ik bij Rotstergaast het pontje en dan zit ik bij Delfstrahuizen weer op de route. Dat is zelfs wat langer dan de originele track, dus dat mag vast wel”.

Eigenlijk ken ik de hele route al. Alleen enkele fietspaden door Gaasterland zijn nieuw. Ik start om kwart over acht met het vertrouwde rondje Sneekermeer. Mooi langs de Noordkant via Irnsum en Terhorne naar Joure. 
De bermen langs de Griene Dyk barsten van voorjaar bijna uit elkaar en ondanks het feit dat de zon zich nog niet laat zien en de wind sterker is dan gedacht glijden de eerste kilometers genoeglijk onder mijn wielen door. Bij Akmarijp is het Ooievaarsnest nog steeds leeg. Een paar dagen geleden hoorde ik dat een verre kennis na jaren hopen begin april een kind gekregen heeft. “Ah”, dacht ik. “Daarom zit de ooievaar er niet meer, haar missie is volbracht”.
Ik kijk om me heen en verrek, hoog (echt hoog) boven in de boom naast het oude nest zit een nieuw nest. Zouden ze daar zijn gaan zitten; op 10 meter hoogte, mooi uit het zicht van de pottenkijkers? Of zou het stel daar familie zijn? Een antwoord heb ik niet, maar besluit wel dat het duo daar boven vanaf nu “mijn ooievaar” heet.



Bij Joure volg ik de route die de organisatie van de tocht bedacht heeft. Een fietspad dwars door een woonwijk heen. Verre van ideaal; het pad kruist de weg meermalen en een heg neemt geregeld het zicht weg. Bij Haskerhorne wijk ik voor het eerst echt af van de route. Niet over het fietspad door het bos, maar over de weg via Ouwsterhaule en dan “recht naar beneden” tot de afslag van de vogelhut “Skiere Goes”.

Bij de hut is het rustig. In de verte wat visdiefjes, wat dobberende eenden en af en toe wat passerende ganzen. In het schrift staat dat er gister een ijsvogeltje is gespot; vlak bij de hut. Ik tuur en tuur, maar zie het pracht vogeltje niet. Een altijd mooie Rietzanger is mijn prooi voor vandaag en even verderop mag een lammetje er aan geloven.





Vanaf hier naar de handbediende pont over de Tjonger is het maar een paar mooie kilometers. Het kost ongeveer een 15 tot 20 minuten om de pont al draaiende aan een slinger naar de andere oever te krijgen. Het ziet er naar uit dat ik mazzel heb: de pont ligt aan deze kant van het riviertje en dat scheelt. Bij de pont aangekomen zie ik dat de pont niet goed aansluit op de oever en het “gat” is te groot om met de Quest te overbruggen. 



Ik slinger er een eind op los, maar de pont komt niet dichter bij de oever te liggen. Het lijkt alsof de ketting los zit; hoe veel ik ook draai. Er gebeurt niets. Pech dus, maar geen grote ramp. Het is maar honderd meter terug en dan fiets ik over het Tjongerpaed langs de Tjonger in plaats van de Tjongerweg die aan de overkant het riviertje volgt.

Snel gaat het niet; men is met de weg bezig en heeft om de  - ongeveer – 50 meter hele stukken uit de weg gefreesd om deze opnieuw met asfalt te vullen. Stapvoets overleven mijn banden de gaten in de weg. In de wei staat een fraai “bord”. “Nederland Gruttoland”. “Dat zal best”, denk ik, “alleen jammer dat Grutto’s dat zelf niet kunnen lezen”. Ik snap nooit waarom een vogel ergens wel of niet zit. Als het zo rustig was bij de Vogelhut, waarom zou dit weiland dan vol Grutto’s zitten?

Het antwoord komt aangevlogen: Ze hebben hier hun nesten. In de berm – vlak bij me - loopt een Grutto of zes. Iets verderop zit er een op een paaltje (dat hoort zo) in een soort van starthouding op een startblok van een zwembad (hoort niet zo). De meest bijzondere vogel zit vlak voor me op de weg: “denk erom… als je te dicht bij mijn nest komt, prik ik je banden lek”.






Als ik Delfstrahuizen bijna door ben, kiezen mijn handen aan het stuur voor een tweede afwijking van de route. Ik ga de polder binnen door naar Lemmer en niet via de fraaie Tjonger waar ik vorige week ook fietste. De weg rommelt een beetje het dorp uit en na 500 meter roep ik naar een dame of zij zo vriendelijk wil zijn om haar hond (formaat kalf) aan de riem te doen. Het beest schrikt van de fiets en ze moet echt haar best doen om het dier in bedwang te houden.

Na een paar kilometer rijd ik Bantega in. Niet alleen de woonplaats van Sjinkie, maar ik herinner me ineens dat hier in de jaren zeventig bij de garage een heuse frietautomaat stond! Samen met een maat gingen we na school wel een snoekvissen in het wiel iets verderop aan de dijk. Je gooide een kwartje in de volledig losstaande automaat en na een tijdje rolde er dan een bakje (smerige) frieten uit. De patat aten we nooit helemaal op, maar de verleiding konden we nooit weerstaan. Het was ook zo’n wonder.

In Lemmer stop ik voor een bak koffie bij een moderne frietautomaat: De Macdonalds. De koffie smaakt me goed. De teller staat op een dikke zestig. 
Het mooie plaatsje Lemmer door, eerst langs de sierlijke oude sluizen; verder op langs het schitterende Wouda gemaal en dan langs het oude Joodse kerkhof bij Tacozijl (hee, er komt een nieuw fietspad). 
Na Sondel is de snelheid er weer uit. De route gaat via verschillende fietspaden door de bossen van Gaasterland en ik passeer dromerige namen als “de Bremer Wildernis”, “Ruigahuizen” en even verderop de “Plantage” en “de Verborgen Hoek”.  Gaasterland is en blijft prachtig. Wellicht het best bewaarde geheim van Friesland; Bebost en licht golvend met vergezichten over veld en IJsselmeer.




Bij Oudega is de weg weer helemaal bekend en op mijn ruggenmerg koers ik langs de Fluessen en sla ik automatisch af richting Koudum. Pas bij de rotonde van het aquaduct bij de Galamadammen vraag ik me af waarom mijn Garmin me niet de juiste kant “op piept”. Oh.. ik had drie kilometer terug rechtdoor gemoeten. Via Warns naar Koudum en niet binnendoor zoals nu. Ik heb geen zin om om te draaien. Een medaille krijg ik toch niet. Maar ik verdien hem nu ook niet meer. Ik snijd zo’n 9 kilometer af door Warns links te laten liggen.

De Oerpolder in (mooi boek van Hylke Speerstra) richting it Heidenskip is altijd leeg en vaak ook snel. Met 40 per uur malen mijn benen de kilometers eenvoudig weg. Aan het eind van de polder besluit ik om ook Workum af te snijden. Ik neem de pont bij Gaastmeer. Zal weer een kilometer of tien schelen, denk ik. Maar de pont bij Gaastmeer is leuker dan het industrieterrein van Workum. De weg naar de pont is fors aangepakt. De onregelmatig aansluitende betonnen platen (De Heidenskipse Kasseien) zijn vervangen door heus asfalt. Het fietst snel. 



Bij IJlst fiets ik nog een klein stukje om om te kijken of de zwaan achter het stationnetje al jongen heeft. Ik denk het niet, ook al zit moeder (?) erg alert op het nest.





Na een dikke 120 kilometer ben ik weer thuis. Het gemiddelde van 32,5 per uur valt me niet tegen gelet de fietspaden en leuke obstakels.  Teleurgesteld constateer ik wel dat mijn buik er niet afgevallen is. Vijfentwintig kilometer te weinig gefietst? Of moet ik dan toch niet alles geloven wat er geschreven wordt. Mijn Icebreaker shirt gaat met liefde de wasmand in; het was een fraaie dag.



6 opmerkingen:

  1. Hoi Klaas,

    Mooi verhaal, mooie foto's ook!

    Groet

    Erwin en Tante Lies

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Om af te vallen moet je dat rondje waarschijnlijk niet in zo'n super comfortabele en efficiënte fiets doen ;-)

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Een fraaie dag die weer wat fraaie foto's opleverde! En afvallen gaat niet op één dag, dat is een wat langduriger proces.........De kilo's die je teveel hebt zijn er waarschijnlijk ook niet op één dag bij gekomen? :-))

    Groeten, Adri.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Klaas, weer een genot om zoiets te lezen, petje af, en een diepe buiging

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Hoi Klaas, je hebt er een mooi verhaal van gemaakt!

    Wilco

    BeantwoordenVerwijderen