Lighans schreef naar aanleiding van mijn verhaal over
segmenten en records een fraaie tweet “Patser, zonder het te willen zijn”. Ik antwoordde “psst… je hebt me door, niet verder vertellen he”.
Zo, dat is er uit. Kieft had een heel boek nodig heeft en ik
bovenstaande zin. Nu kan het afkicken beginnen. Om 12 uur pak ik de fiets. “Je hoeft niet snel, Klaas, je hoeft niet
snel, de wereld is geen aaneenschakeling van segmenten”. De start is zeker niet snel. Langzaam rol ik
mijn fiets de straat op. Rechts voor; lek. Sinds april 2012 zit deze Marathon
om het wiel. Nu – na dik 9000 km – z’n eerste lek. Niet slecht. De band wordt
snel verwisseld en ik peuter een stukje glas uit de buitenband. Omdat ik nog
thuis ben plak ik de binnenband meteen en na een kwartiertje hup, op pad.
Eerst naar Joure, dan binnendoor via Ouwsterhaule naar
Oldeouwer aan de oever (ouwer) van het Tjeukemeer. Ik stop even en maak een
foto van de begraafplaats. Het is er vredig stil. In de lucht wat ganzen en
verder op een kakelende haan. Dat is alles.
De begraafplaats stamt uit de 17e eeuw. Rond 1800
verdween de kerk en werd hij vervangen door de klokkenstoel. Daarin hangt nu
een klok uit 1952 (gegoten in Heiligerlee, waar anders) met de tekst “Myn lûd nij. Ald myn bea. Frede oer it
Ouster Gea” (Mijn geluid is nieuw,
oud mijn bede, vrede over het Ouwster landschap.)
Met die vrede hier zit het wel goed, mijmer ik als ik de
Quest weer op gang help. Het Tjeukemeer zie ik nauwelijks. Ik rijd onder het
dijkje door dat het meer tegenhoud. Het fietst lekker. Rohel, het buurtschap
Fjouwerhûs en Delfstrahuizen worden vlot achter elkaar doorkruist. Dan richting
Langelille. Heerlijk langs het laatste stuk van de Tjonger. De wereld wordt
vanaf hier steeds stiller. Bij Slijkenburg is de Tjonger op en volg ik de weg langs
het mooie meanderende riviertje de Linde. Veel vogels met in de verte een
aantal zilverreigers.
Vanaf Driewegsluis volg ik een kilometer lang het fietspad.
Een niet al te breed pad, maar men kan me passeren. “Is dit wel goochem? Zo’n
brede fiets? Het is hier heel druk”. Snauwt een dame me zuur in onversneden Weststellingwerfs toe. Ik antwoord opgewekt met “Wat een pracht dag vandaag, is
het niet?” en rijd heerlijk traag door.
Thuis had ik de hoop dat het fietspad bij Nijetrijne langs
de Helomavaart te bequesten was. Het ziet er geweldig uit, maar mijn
spoorbreedte is breder dan het schelpenpad. Het wordt omfietsen. Niet erg. De
wereld is hier overal mooi. Hier heb ik nog nooit gefietst. Ik koers richting
het pondje van Rotstergaast. Ben er altijd van uitgegaan dat dit pondje niet
geschikt was voor mijn fiets. Vanmorgen op het internet gezocht naar de
dienstregeling en naar een foto van het veer. De pont is zelfbediening (draaien
aan een lier) en de enige foto die ik tegenkwam was uit 2002. Als het nog
hetzelfde pontje is, dan lukt het wel.
Ik fiets – wederom over een schelpenpad – langs het
Brandemeer. Een fraai gebied van petgaten en riet. In het water dobberen vele
eenden, in de weilanden ernaast maken duizenden ganzen zich klaar voor hun
grote tocht. Ineens vliegen een twintigtal zwanen vlak over mijn hoofd. Wat een
wereld!
Zelf als ik niet met de pont over kom is de route een parel.
De pont ligt aan de overkant en de lier is goed voor de
armspieren. De fiets rijd er met gemak op en af. Zelfs makkelijker dan mening "bemand" veer. Langs het Easter Skar (wat wonen er vandaag veel ganzen) en dan is
het vrijwel “weer naar huis fietsen”.
Hard gaat het niet meer. Zelfs het
laatste stukkie Joure – Sneek niet. Dat is me dus keurig gelukt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten