woensdag 23 juli 2014

Meanderend het land uit

Om vijf voor acht gaat de wekker. Wat onrustig geslapen door de warmte maar geen kramp gehad; geen stijve spieren en zelfs geen spierpijn. Met verbazing over mijn lijf sta ik op en kleed ik me aan.
Het is gezellig; het is goed toeven bij mijn broer en zijn gezin. Het ontbijt is met liefde voor me klaargemaakt en het gesprek gaat over boeken, over Timmermans en de school van Max van der Stoel (ik stem vrijwel nooit op de PvdA, maar alleen die partij brengt zulke grote buitenlandmensen voort) en natuurlijk over de moord op 300 mensen in een vliegtuig.  Met zoveel onderwerpen wordt negen uur niet gehaald. Het loopt tegen tienen als ik instap en wegzaai.

De rit is fraai; en dat wist ik. Eerst door het bos (Kring van Dorth) en daarna naar Joppe. Een plaatsnaam zo vrolijk dat ik fantaseer dat depressiviteit hier niet voorkomt. In Friesland hebben we Hoptille; ook een dorp met huppelnaam.

In Gorssel de eerste keer met de pont de rivier over.  De vlag hangt half stok en met de pontbaas (ik ben zijn enige klant) wordt de waarde van een dag van Nationale Rouw besproken. Ik heb er maar weinig over nagedacht; een dag van Nationale Rouw. Denk dat het wel goed en zeker gepast is. Wat extra inkeer en reflectie kan geen kwaad in een wereld waar alles meestal in haast opgaat. Overal op de route kom in de driekleur half stok tegen en ik merk aan mezelf dat me dat toch wat ingetogener maakt.



Ik fiets zo wie zo anders dan gister. Ik ben verlost van het “ergens naar toe rijden”; de dag en de tijd is aan mij. Ook ga ik anders met het drinken om. Na 20 kilometer zit ik al in het eerste benzinestation mijn benen te strekken en een ijsje te eten. Om de – zo ongeveer - 15 kilometer stop ik om echt flink uit mijn waterzak te drinken in plaats van al rijdend slokjes te nemen.

Zutphen groet ik en laat ik letterlijk links liggen. De route meandert mooi en de Quest glijdt ontspannen door het landschap van weides, uiterwaarden, kleine en grote boten, ooievaars en ganzen. Ik rijd langs een veld waar bloemen hebben gestaan. Ze zijn kort geleden geoogst. Ik herken de bloemen niet; het zijn geen tulpen. Maar wat dan wel? Ik stop, maak een foto en rijd door. “Hee… “ , schiet het door mijn hoofd. “Nijmegen, natuurlijk, net als ik… hehe.. Gladiolen!” Keurig op tijd gekweekt en gesneden voor de vierdaagse.”




Bij Brummen zet een pontbaas me weer de IJssel over. Bronkhorst is een fraai geconserveerd / gerestaureerd dorpje. Ik stuiter over de nieuwe kinderkopjes en twijfel of ik hier mijn maaltijd zal nemen. Doorrijden naar Doesburg wint het. Ivo had me verteld over de beste Mosterdsoep naast de kerk. Het zit lommerrijk in Bronkhorst maar de scheve klinkers in de nieuwe weg benadrukken je rol als toerist iets te overduidelijk.

Ik krijg geen spijt van mijn besluit. De mosterdsoep is inderdaad “formidable” en het Hanzestadje (oh ja… daar waren we mee bezig) heeft een compact oud centrum. Ik heb geen haast. Pauzeer een dik uur op het warmst van de dag en laat ontspannen de tijd voorbijglijden. Voor ik weg ga vul ik mijn waterzak en ik draai – zo ongezien mogelijk – de zitting van mijn stoel om. Kletsnat van het zweet. Ik schaam me met glimlach en fiets verder. De route vindt wederom de dijk; Giesbeek, Lathum en Westervoort. In de kleine strandjes van de uiterwaarden zoeken mensen verkoeling. De grotere stranden zijn zelfs smoordruk. Hoe dichter je bij Arnhem komt hoe meer industrie aan het water. Ogenschijnlijk is er nog nooit een fabrieksbaas geweest die zich de vraag heeft gesteld heeft of zijn bedrijf wel in de omgeving past. Wat lelijk allemaal. 

De IJssel is op en hetzelfde water heet nu Neder-Rijn en Pannerdensch Kanaal.  Daar wacht weer een voetveer. Ik betaal overal een euro alleen het pontje 5 kilometer verderop over de Waal vraagt € 2,80. Ik betaal en kijk stiekem nog even op de prijslijst “voertuigen van een afwijkende afmeting inclusief passagier €2,80”.  Goh”, grap ik in mezelf, “dan had hij de weg naar het veer ook wel even mogen maaien”.





Het is kwart over drie als de Duitse grens nadert. Ik besluit dat ik tot na vier uur in Nederland wil blijven. De minuut stilte deel ik graag met anderen. Om nu door te rijden, de grens over en dan gewoon ergens stil te gaan staan lijkt me wat allenig. De Gelderse Poort is het laatste restaurant in Nederland. Het is druk op het terras. Een bus heeft een reisje met oudere mensen op het terras neergezet. Het is een drukte en gekakel van belang. Net als dat er altijd iemand is die opstaat om voor de maaltijd om stilte voor het gebed te vragen is er nu – gelukkig – een oudere die opstaat en enkel zegt “een minuut stilte voor de slachtoffers”. Het gekakel stopt en het is stil. Hoeveel meer zeggen we soms met onze mond dicht….

Ik bestel nog een glas melk en een broodje brie. De bus neemt iedereen mee en het wordt rustig op het terras. Om goed half vijf rijd ik Duitsland in. De weg over de dijk kent vele hindernissen. Hekken met daarnaast een kleine doorgang en vee rooster.  Soms om de 100 meter. Het gaat niet snel, maar dat geeft niet. Het is toch weer veel te warm. Als de dijk wordt verlaten wordt het fietspad opgezocht. Buiten het dorp of stad prima te doen. In het dorp of stad is het fietspad gewoon het Nederlandse trottoir. Bij elke kruissing “Hop er af; hop, er weer op” en steeds maar remmen omdat je niet weet of je voorrang krijgt.



Ik zie al een hele tijd een fiks formaat heuvel. Ik glimlach voorzichtig “ik rijd er keurig om heen!” Als de heuvel ergens achter me moet liggen,  sla ik haaks rechts af. Kleve (Kleef) in. Een stad van 50.000 inwoners en gelegen op de heuvel waar ik omheen reed. Oh… het is niet veel. In 900 meter stijg ik 45 meter. Met andere woorden een matige helling van zo’n 5%. Hier had ik niet op gerekend. Boven aan gekomen puf en steun ik meer dan behoorlijk. Het is inmiddels zes uur. Ik kijk of er een camping in de buurt is (Millingen aan de Rijn)  of een Bed en Breakfast (ook in Nederland). Bookings.com redt me. Driehonderd meter verderop is een hotel. € 57 euro inclusief ontbijt. Wat boven mijn budget, maar ik heb het wel gehad vandaag.

In de Aldi koop ik een liter Sinaasappelsap; twee pilsjes; een maaltijdsalade; bakje cashewnoten en nog wat mini tomaten. Nog geen zes euro.  Kan ik toch wel weer gerust slapen, zo lijkt me.


dinsdag 22 juli 2014

Vocht

Het zal zo ongeveer kwart voor elf zijn geweest als ik de fiets instap. Niet  via de Hanzesteden Bolsward en Stavoren (die ken ik te goed) maar rechtstreeks naar  beneden naar Lemmer. Daar wordt de oude zeedijk opgepakt richting Schoterzijl. Het is warm. Heel warm. De Garmin geeft 34 graden aan. Ik had me zondag laten verlijden tot een groter formaat windscherm. Met name heuvels af vind ik al dat geraas vervelend. Het windscherm doet het voortreffelijk op een warme dag als deze; geen zuchtje wind kwam nog de fiets in. Spijt is niet het goede woord; Cruijff zijn theorie blijkt wel weer waterdicht en hittebestendig te zijn.

Ik weet dat ik veel moet drinken en ook al doe ik nog zo mijn best; het lukt me niet. Stoer vond ik het al van mezelf om in Schoterzijl even een pauze in te lassen en wat water en koffie te drinken, mijn shirt was al kletsnat. Nog maar wat extra slokken dus.




Aan wat fietsers en campingbezoekers de fietsvoordelen en nadelen uitgelegd en daarna weer verder. Ik was niet ontevreden. “Wie dut mie wat” kwam niet het brein binnensluipen. “Rolling” van Randy Newman geeft ook mooi weer hoe ik loom over de oude Zuiderzeedijk naar Blankeham en Blokzijl laveerde. Het is een lied dat over een drankprobleem gaat; twee coupletten werden over geslagen waardoor de volgende tekst overbleef

Rollin' rollin'
Ain't gonna worry no more
Rollin' rollin'
Ain't gonna worry no more

But I'm all right now
I'm all right now
I never thought I'd make it
But I always do somehow
I'm all right

Met andere woorden: De fiets hield ik mooi rollend (op matige snelheid) en Bathmen zou ik hoe dan ook wel halen vandaag.

In Blokzijl heb ik vooral behoefte aan schaduw. Nog meer dan aan eten of drinken. Het grote terras is vol, maar ah… aan de andere kant is nog een tafeltje met schaduw. Ik zet snel mijn fiets weg en neem gretig plaats voordat andere toeristen dat ene plekje kunnen innemen.  Het zweet gutst langs mijn hoofd. Ik vraag om een menukaart. Die hebben ze niet. Binnen hangt een bord waarop ik kan lezen wat verkocht wordt. Ik loop naar binnen en pas dan zie ik dat ik me in zo ongeveer het enige type eetgelegenheid bevind dat ik altijd mijd: Een visboer!




Het wordt te dure patat met een blikje te dure jus d’orange (dat wordt € 7,85 meneer). De patat smaakt naar vis (bah); de calorieën zijn weer binnen. Aan de overkant koop ik nog een soft ijsje  (“de kleinste graag”) en ik neem nog wat foto’s voordat ik me in de fiets tussen het verkeer het museumdorp uitwurm. 

In Vollenhove rijd ik twee keer verkeerd. Men is er met de weg bezig. Allemachtig wat is het warm. Het harde hete licht eet haast alle kleur uit het landschap weg. Even buiten Zwartsluis stap ik plots de fiets uit. Drinken. De fietshelm wordt verruild voor een pet en ik zuig het water gulzig uit mijn waterzak naar binnen. Geen schaduw te zien hier. Dit is geen weer voor een Quest.  Na vijf minuten weer verder. 



De pont bij Genemuiden zet me over het Zwarte Water (weer drinken) en dan richting Kampen. Bij het Zalkerveer – zo heb ik mezelf beloofd  - mag ik me trakteren op een wat langere pauze. Twee kilometer voor het appelpuntencentrum – terwijl ik eigenlijk wel lekker fiets – : kramp. Oef. Ineens komt het in een golfbeweging opzetten. Beginnend bij mijn grote teen; dan naar de bovenkant van de kuit en dan rechts net boven de knie. Met moeite wurm ik me de fiets uit.
Blijkbaar toch te veel vocht en mineralen (of zo) verloren. Ik doe kalm aan; rek en strek wat; zit een tijdje in het gras en heb na tien minuten het gevoel dat mijn spieren weer enigszins in hun normale doen zijn.

In het theehuis bij het Zalkerveer laat ik me door een leuke meid met een verstandelijke beperking adviseren welke taart het lekkerste is. De combinatie van Cappuccino en een glas water is nieuw voor haar; ze vind het maar niets. Het smaakt mij echter prima. In het toilet fris ik me nog even op en dan met de tweede pont van vandaag naar de overkant.



Het glijdt mooi over de Zalkerdijk naar Hattem. Daar het dorp door en als verassing de relatieve verkoeling van het oude bos. De Hanzeroute volgt vervolgens niet de IJssel maar kiest voor het fietspad langs de Groote Wetering.  Niets voor de Quest. Veel te smal.

Gezien de hitte besluit ik om maar niet om te fietsen naar de IJssel Ik volg de lelijke ruilverkavelingsweg richting Veessen. Weer kramp. Weer mijn fiets uit. Ik besluit om mijn pet onder mijn fietshelm te blijven dragen. Acht de kans op een zonnesteek ondanks de helm reëel.  

Tien minuten later rijdt het gelukkig weer redelijk soepel. In Vorchten verbaas ik me over de fraaie kerk (deels 13e deels 15e eeuw). 



In Veessen staat zowaar nog een heuse muziekkapel te pronken (“wat zie je toch fraaie dingen als je opeens van een route af wijkt”). De rest van de tocht gaat redelijk; nog drie keer met kramp de fiets uit. 

Ik ben blij als ik Bathmen zie; het lieve onthaal daar; de douche; het heerlijke eten. Het maakt de tocht van 150 kilometer toch een stuk milder. 

It giet oan und es geht los

Ik heb het hele jaar door al vier ritten in de Quest mogen maken. Veel en veel te weinig. En redelijk plots - omdat onze vakantieplannen weer eens gewijzigd werden -  heb ik nu ineens een kleine twee week over voor een heuse tocht.

Ik ga – tenminste dat is het plan – een stuk van de Hanzestede route fietsen. Maar dan natuurlijk wel weer op mijn –tegendraadse ? - manier: Ik fiets met de klok mee in plaats van tegen; Keulen sla ik over vanwege de hoge heuvels daar; zandpaden mijd ik zoveel mogelijk en bij Braunschweig fiets ik terug naar het Noorden. Daarmee kom ik op precies 1500 kilometer. Denk dat dat nog net te doen is voor mijn lijf zonder fietsconditie. Ik zie het wel. Valt het me zwaar of tegen, dan is er vanuit Hameln ook nog  route naar Bremen. Peter de Rond was zo aardig om mijn fiets afgelopen weekend (zondag!) nog na te kijken. De fiets kan ik in elk geval niet meer de schuld geven. Valt alles me erg mee (heeft Peter goed zijn best gedaan); wel, wellicht neem ik dan nog een stukje Noordzeeroute mee. De bedoeling van vakantie is dat het leuk is.

Ik wacht nu op de post; die brengt nog 2 paar fietssokken die hier eigenlijk zaterdag al hadden moeten zijn. De rest staat ingepakt en klaar.  Ik heb er zin in.





De eerste etappe is naar Bathmen. Mijn broer woont daar (150 km verderop) en het bijzonder is dat op 29 april 2011 mijn eerste wat grotere rit in deze Quest ook naar Bathmen voerde. Als ik vandaag hetzelfde liedje in mijn hoofd krijg als toen (wie dut mie wat) dan begint de reis fantastisch.