donderdag 30 mei 2019

Figuerela de Arriba

(We hebben wat nieuws bedacht. De route, de ‘via de la Plata’, is gemarkeerd met gele pijlen. Ze staan her en der geschilderd. Het schijnt zelf dat dorpjes niet aan de route de markeringen overschilderen en verplaatsen, geef ze ongelijk; de hedendaagse pelgrim heeft geld te besteden. Als je zo’n gele pijl mist, kun je aardig in Sjak en As zitten. Dus, om geen gele pijlen meer te missen hebben we elkaar één cadeau gedaan en achter op de fiets geplakt. Meestal rijden we hier achterelkaar, dus dat komt goed uit. De pijl volgen én de ooievaars, voor je het weet ben je in Santiago.)


Het is vandaag Hemelvaartsdag. Een feest dat ze hier vreemd genoeg niet vieren. Als Maria gaat ‘hemelen’ is het in Spanje groot feest. Met Hemelvaart gebeurt er niets. Wij vieren Hemelvaartsdag natuurlijk wel. Dauwtrappen. Zeven uur er uit (daarvoor is het helemaal donker) half acht ontbijt en kwart over acht op de fiets. Ook nu weer zouden de eerste 30 kilometers saai zijn volgens Paul Benjaminse, maar volgens ons viel het best erg mee. Zolang er klaprozen bloeien, er af en toe een wouw of blauwe kiekendief overvliegt, zolang de krekels ons op onze route begeleiden, zolang de Ooievaars op de torens broeden, is de route nimmer saai.


Je krijgt trouwens ook niet de kans om de route saai te vinden. Het eerste stuk van de route lijkt vrij vlak, maar er zitten steeds korte stukken stijgen in. Ik schat een procent of 8 en meestal duurt de “marteling” een kilometer. Daarna naar beneden. Een nieuw record. Ik heb voor ik het weet 73km/u op de teller staan. Een lege weg, geen bochten, aardig bagage en aardig buik (zucht) helpen me aan dit record. Ik vind het hard genoeg. Lenie ook (68km/u). De fietsen houden zich meer dan voorbeeldig. Geen enkele trilling in het frame en het blijft uiterst stabiel. Toch maken we de afspraak dat we niet meer boven de 55km uit zullen komen. Hard zat, en we komen er ook niet eerder mee in Santiago aan.

Na dertig kilometer verandert de wereld weer. Nu bloeit de brem overmatig en ze wordt omlijst met paarse thijm en lavendel. Soms zijn de bermen wit van kamille, dan weer rood van de klaproos. Het dauwtrappen wordt zweettrappen. Aan het begin van de middag klimt de temperatuur tot een graad of 33. De zon staat hoog en er is weinig schaduw. Bij een brug over een stroompje (vlak voor Gallegos del Rio, schrijf op die naam als je ooit hier wilt fietsen) gaan we op zoek naar wat schaduw. Ik loop langs de brug naar beneden om te zien of er onder de brug een plek is. Er is meer dan gehoopt. Er staat -van gemeentewege?- een keurig bankje! In de schaduw, op een koele plek. Dit is zo’n moment dat te mooi is om het toeval te noemen.


We eten een meegenomen broodje en een tortilla aardappel omelet. Alles smaakt hier best. We blijven een drie kwartier in deze schaduw zitten. Af en toe een groet naar de landarbeiders die hier in de buurt bezig zijn. Ik kijk naar de zwaluwen en de vlinders. Hoor de kikkers, maar vind ze niet.

Wat een plek. Vandaag is weer zo’n dag waarop het geluk je zo maar overvalt.

We fietsen kalm. De venijnige klimmetjes raken langzaam aan op. Waar het mooi is stoppen we. Vaak is dat aan de “Rio Aliste”. Het riviertje dat menig dorp in haar naam heeft gezet. We drinken nog een pilsje (sin alcohol) in een kroeg waar een dronken man hallucinerend hele verhalen verteld. Tegen wie en wat hij zegt, weten we niet. Niemand van het dorp kijkt op of om.

We drinken nog een alcohol vrij pilsje in las Torres de Aliste. Het terras bestaat uit boomstammetjes. Past prima in de ruige omgeving hier. De huizen zijn van keien en platte stenen. De deuren zijn 1,50 meter hoog. Binnen is er (net als elk ander uur van de dag) bejaardensoos en de kroeg is tevens winkel. Lenie maakt nog een praatje met een jongen van een jaar of achttien. Toen hij 11 was is hij -vanuit Duitsland- naar dit afgelegen oord vertrokken. Wat een ommezwaai. Op een ‘verdwaalde’ fietser na, heeft niemand hier iets te zoeken. De dorpen hebben zelfs geen last van vrachtverkeer. Daarvoor schijnen de straten te smal te zijn. We maken wat grappen. Verder komen we niet; ik ben benieuwd naar het leven hier. Je bent aan elkaar verbonden, tegen wil en dank.


Iets na vieren bereiken we -na 86 kilometers- Figuerela de Arriba. De mobiele groenteboer laat “Viva Espangna” door de straten schallen. Ik kan er niets aan doen. Ik zing vanzelf mee.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten