woensdag 16 mei 2012

Sorde l’ Abbey - Moustey

Of ik het vandaag nou zo geweldig vond? Nah… eigenlijk niet. 130 kilometer gefietst, met mooi weer, dat wel. Alleen 100 kilometer productiebos; dat wordt wat veel van het goede. De dag begon met een redelijk fikse klim. Twee en een halve kilometer. Van 7 naar 116 meter. Direct aan het begin 10%, daarna wat minder stijl. Na de klim is de route naar Dax druk en saai. “Dax”, galmt het in mijn hoofd, “Oscar Freire namens de RABO ploeg in 2006 en ook nog een bekend kuuroord”. Ik heb er wel zin in een café au Dax, maar wordt keurig om het centrum geleid; minirotonde na minirotonde en geen bordje “Centre Ville”, evenmin ontwaar ik een kerktoren of een andere bezienswaardigheid. Voor ik er erg in heb, fiets ik langs het voetbalstadion (Dax uit, altijd lastig) de velden weer in.


Nog een paar kilometer is de wereld afwisselend; de Adour wordt via een hele lange smalle brug overgestoken (het gaat met stoplichten; eerst de ene kant, dan de andere kant. Ik was de laatste van die ene kant en heb het systeem voor de andere kant met een traag tempo mooi door de war gefietst) en vrijwel direct daarna begint het.

Productiebossen. De eerste kilometers zijn wel te doen. Het lijkt op de Longway van Terschelling. Alleen die eindigt bij paal 8 en deze… Kilometer, na kilometer, na kilometer. Enkel en alleen maar dennenbos met grote open gehakte verwaarloosde vlaktes er tussen.

Om de twintig kilometer – zo schat ik – een dorpje. Eerst Gourbera, waar ik achter een oude stal een schattig Mariabeeldje ontwaar. De dorpen ademen-natuurlijk- hout. Mooie schuren en verweerde deuren.



In Taller sta ik opeens voor een heel bijzondere feestzaal die niet in het houten landschap past. Daarnaast aan de andere kant van de weg een café / restaurant / kruidenierswinkel in dezelfde kleuren. Ik heb zin in mijn eerste kop koffie en stap uit. Een paar mensen kijken nieuwsgierig naar de fiets. Ik knik vriendelijk; dan kijken ze allen een andere kant op en gaan zo onopvallend mogelijk door met waar ze niet mee bezig waren. “Ah, leuk, zo kan het ook”. In de kroeg wordt geen woord gewisseld. Drie mensen; de eigenaar, zijn vrouw (of beter; de man, de eigenaresse) en hun zoon (?).


De triestigheid druipt van het tafereel. Ik bestel een koffie en een sandwich met ham. Hij snauwt wat naar zijn vrouw; zij snauwt terug zonder hem ook maar een seconde aan te kijken en maakt de sandwich klaar. Ze heeft het goed met me voor; plakken Jambon van meer dan drie millimeter dik en een even fikse laag boter. De zoon heeft onhoorbaar het pand verlaten en blijkt een paar minuten later weer even onhoorbaar op zijn plek hangend aan de bar te verblijven. De vrouw zit inmiddels gebogen over een schriftje en een calculator. Blij kijkt ze er niet bij. Ik bestel nog een koffie en bij het afrekenen blijk ik negen euro verschuldigd te zijn. Ik wordt getild, zo lijkt me, maar ga niet in verweer. Als hun dag hierdoor iets kleurrijker wordt; prima! (ik zie ze in gedachten al een dansje doen; een soort polonaise door het troosteloze café… zingend “we hebben een klant getild, we hebben een klant getild”)




Mijn tocht gaat verder door de bossen. Een verkeersbord zorgt al voor afleiding, zo eentonig is het landschap hier. Ik ben blij als ik bij kilometer 90 (Escource) weer een restaurant zie. Er zitten twee mannen op het terras, ze drinken koffie. Ik stop, heb het warm en vraag op mijn vriendelijkst “heeft u een alcohol vrij biertje, mevrouw?”. Ze antwoord bits “We zijn geen kroeg”, ik grap terug “Nou, dan is het maar goed dat ik alcohol vrij vroeg, is het niet?”. “We zijn een Restaurant” is haar bitse antwoord. “Heeft u dan wel een koffie voor me?”. “Nee, meneer, u kunt hier alleen wat eten”. Ik snap er niets meer van en vraag haast schuchter “zou ik dan van uw toilet gebruik mogen maken?”. Ook dat mag niet, stel je voor dat iedereen dat doet. Grrr, wat een onbeschoftheid. Ik mompel zo iets als “c’est triste, madame, c’est tres triste”. En vertrek (zoek wederom steun voor mijn verdriet in de bossen)

Wim mailde me hoe het met de schokdemper gaat. Wel, ik geloof goed. Ben nooit zonder demper de Pyreneeën over gestoken, maar volgens mij komt de meeste trilling duidelijk uit de voorwielen, niet uit het achterwiel. En voor Pissos (nog steeds in de bossen) is er een duurtest. Kilometers super slecht wegdek; slalommend rond gaten van 20 centimeter diep; ik overleef het. (“dank zij Risse, heb ik al mijn vullingen nog, tandarts…”). Dus ik laat hem wel zitten en wil voor Wim de voordempers straks ook wel testen….


Na 130 kilometer zijn de bossen op (zo hoop ik, oh… wat hoop ik dat). Ik zit in het plaatsje Moustey. Twee hele mooie oude kerkjes en een claim dat het vanaf hier nog 1000 kilometer is naar Santiago (klopt altijd; t’ is maar net welke weg je neemt). De hoteleigenaresse vroeg vanavond of ze een frietje van mijn bord mocht pakken. Voor “Coco”, de papegaai, die een paar meter verderop zat de fluiten en te hoesten. De Franse horeca; je blijft je verbazen.



4 opmerkingen:

  1. “c’est triste, madame, c’est tres triste”
    Maar je blijft heel leuk over schrijven.
    Ondanks de triestheid, moest ik er door jou verhaal juist heel erg om lachen.

    Ik ben gek op bossen, maar kan je helemaal begrijpen.
    In Zweden werd ik er gek van. Hele dagen saai groen zonder actie of afleiding. Deprimerend. Vreemd.
    Ik hoop niet dat je van Montauban naar Limoges gaat. Groen, groen,groen

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ben de bossen door! Na nog 40km eindelijk de wijnranken... ;-) .. Geen remparachute nodig gehad, ondanks toch nog redelijke klimpartijen.

      Verwijderen
  2. Hallo buurman Klaas. Wij lezen dagelijks je mooie verhalen en bekijken de prachtige foto's. Ga zo door! Groet Ineke en Niels

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Wat leuk dat jullie me zo volgen! En geef even een zoen aan de buurvrouw op 30!

      groet
      Klaas

      Verwijderen